26-01-2016

“Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen” (2000), een poging om zowel het revolutionair karakter PVDA én het electoralisme van Resolutie van 1999 te waarborgen.

In feite was het de bedoeling dat de brochure “Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen” bewust gebruikt zou worden, om politieke INHOUD te geven aan de campagne voor de Gemeenteraadsverkiezingen van 2000 (dit ook op aangepaste manier door de niet-openlijke partijmilitanten, werkzaam in de bedrijven en de vakbonden) Dit is dus NIET gebeurd, met die brochure is nauwelijks of niet gewerkt. Alleen zijn er enkele stukken gebruikt, als “verduidelijking” voor de punten uit de respectievelijke “gemeentelijke verkiezings-programma's”. Er zijn dus, op populistische wijze, aangepaste gemeentelijke “programma's” tot stand gekomen waarmee uiteindelijk stemmen zijn gewonnen, waarmee dan een 5-tal verkozenen zijn verkregen. Dit werd dan weer gezien (volgens het zogenaamd aan Mao toegeschreven credo van Deng Xiaoping:”de praktijk als toets voor de waarheid”) als bewijs van de juistheid van   Resolutie van 1999  (dit in Het bilan van Herstal, Het bilan van Schaarbeek en Het bilan van Zelzate...maar hier kom ik later nog terug1)
Zo kun je mijn tekst van 2006, 29-09-12 “Wat te doen bij de gemeenteraadsverkiezingen?” Een standpunt in 2006 nog doorgestuurd naar de PVDA..... opvatten als een kritiek, op het feit dat aan de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 (en eveneens aan die van 2006) NIET die politieke inhoud werd gegeven, zoals die werd ontwikkeld in “Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen”.
Maar goed, ik zal nu aangeven, door de weergave van stukken van de inhoud van “Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen” hoe er door een “redactie” van een groep kaders (en hier moest ook ... nationaal kader Peter Mertens zijn bijdrage leveren, hetgeen hij – héél formeel? - heeft gedaan) er geprobeerd wordt een revolutionaire politieke visie bij de mogelijke kiezers over te brengen.

Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen”: kapitalisme is veroordeeld, socialisme is noodzakelijk en opgebouwd na revolutie, opdracht van communistische partij is voorhoede organiseren
Er wordt duidelijk gezegd dat het kapitalisme geen uitweg meer biedt en dat de omverwerping van dat systeem nodig is en de invoering van het socialisme, waarbij men probeert concreet duidelijk te maken wat dat socialisme inhoudt en hoe het oplossingen kan bieden voor problemen die het kapitalisme niet kan (wil) oplossen.

Na de val van de Muur mocht er niet meer nagedacht worden over het socialisme, het debat was gesloten. Men heeft het de TINA-doctrine genoemd ('There is not alternative – er is geen alternatief'), de doctrine van het eenvormige nadenken. Iedereen moet erover nadenken hoe het kapitalisme kan verbeterd worden. Diegenen die erover nadenken hoe de verworvenheden van het communisme kunnen behouden en verbeterd worden zijn nostalgici die in het verleden leven.
Waarom kan er niet evenveel energie gebruikt worden om na te denken over alternatieven tegen de barbarij van het kapitalisme als er moeite gedaan wordt om het kapitalisme de middelen te reiken om het te doen overleven en op te kalefateren. (...)
Beweren dat de socialistische landen geen ernstige fouten hebben begaan, zou een flagrante onwaarheid zijn. Als dit niet het geval was geweest, zouden de socialistische regimes nu nog overeind staan. Er was onder het socialisme een onvoldoende scherp bewustzijn over het langdurig voorbestaan van de strijd tussen de uitbuiters en uitgebuitenen. Door de strijd op te geven tegen diegenen die terug wilden naar het kapitalisme is het socialisme zodanig van binnenuit ondermijnd en weggerot, dat men nog maar moeilijk van socialisme kon spreken. In het staatsapparaat en in de economie is een nieuwe opkomende burgerij ontstaan die uiteindelijk, onder luid gejuich van de westerse multinationals, partijen en media, de vrije markt hebben doen zegevieren.
Daarom beweren dat het socialisme als systeem een totale mislukking is, is een manifeste leugen. Het is een miskenning van de ongelooflijke realisaties, zowel op het economische als op het sociale en democratische vlak, die alleen door een gigantische collectieve inspanning en enthousiasme konden gerealiseerd worden. Ze bewijzen dat een goed geleid socialistisch systeem, als het intens vevlochten blijft met het volk, veruit superieur is aan het kapitalisme. (...)

Marx springlevend!
Uit een voorwoord van Engels bij het Communistisch Manifest (1883): “De leidende grondgedachte van het Manifest is dat de economische productie en de daaruit noodzakelijke geleding van ieder historisch tijdperk de grondslag vormt voor de politieke en intellectuele geschiedenis van dit tijdperk; in overeenstemming hiermee is de gehele geschiedenis een geschiedenis van klassenstrijd geweest, strijd tussen uitgebuitene en uitbuitende, overheerste en overheersende klassen op verschillende trap van de maatschappelijke ontwikkeling; deze strijd heeft thans echter een trap bereikt, waarop de uitgebuite en onderdrukte klasse zich niet meer van haar uitbuitende en onderdrukkende klasse kan bevrijden, zonder tegelijk de hele maatschappij van uitbuiting, onderdrukking en klassenstrijd te bevrijden. Deze fundamentele gedachte behoort alleen en uitsluitend Marx toe.2 3

Men stelt (nog) dat er een revolutionair bewustzijn zich meester moet maken van de werkende klasse en een organisatie van die werkende klasse met daarrond de “andere lagen van de bevolking” en met erkent de “rol van een revolutionaire voorhoede”.
organiseren rond een andere maatschappijvisie
Krachtsverhoudingen opbouwen die toelaten om weerstand te bieden aan de barbaarse logica van het systeem kan niet buiten de opbouw van een bewuste kern, met een andere maatschappijvisie. Radicale omwentelingen hebben plaats 'wanneer die van boven niet meer kunnen en die van onder niet meer willen'. Het is onafwendbaar dat het systeem zoals het nu ontwikkelt op grote crisissen en sociale catastrofes afstevent. Er komen nieuwe economische crisissen omdat onder het kapitalisme de koopkracht nooit gelijke tred kan houden met de ontwikkeling van de productie. De kans dat Europa betrokken raakt in oorlogen wordt steeds maar groter en de Europese unie bereidt zich daar intens op voor. Om in al die situaties een doelbewust alternatief na te streven is een partij van de werkers nodig. Het is de betekenis van het geduldig maar doelgerichte werk dat de Partij van de Arbeid onderneemt om de voorhoede te groeperen in milieus van werkers, intellectuelen, kunstenaars, migranten, jongeren... De PVDA wil met een nieuw programma en een nieuw profiel naar de gemeenteraadsverkiezingen. Daarom starten we met deze
brochure een open debat over de regeringspolitiek en ons alternatief. Wie zich door één en ander aspect aangesproken voelt heeft zijn of haar plaats in de partij.

De ongekende kant van de 'geest van Clabecq'
Er is een collectieve mobilisatie nodig om de berusting en de schrik te overwinnen. De historische strijd van Clabecq heeft overtuigend getoond hoe het wél kan. Als 13 delegees en arbeiders van Clabecq met zware beschuldigingen moeten terechtstaan in Nijvel, dan is het omdat ook de andere kant beseft welk een uniek voorbeeld zij hebben gesteld. Hun grootste verdienste is te hebben getoond hoe men het fatalisme kan doorbreken. Te hebben getoond dat het systeem niet altijd moet winnen, dat men de logica van het kapitaal en al diegenen die er borg voor staan, met succes kan trotseren. Met dezelfde fierheid trotseren ze vandaag de justitie, de laatste troef van het systeem.
Het is weinig gekend hoe de delegees in de Forges de Clabecq geduldig en langdurig hebben gebouwd om een hele massa tot een dergelijke bewuste strijd te brengen. Enkele elementen die van algemene betekenis zijn:
1° Op de mars van de 70.000 in Tubize heeft Roberto D'Orazio raak getroffen met zijn toespraak over 'wordt volwassen'. Gedurende jaren heeft de delegatie deze mentaliteit gevoed in het bedrijf: laat u niet doen, ga tegen de stroom in. Ze begon met het bestrijden van de gewoonte om de helm af te nemen voor ingenieurs en patroons. Het is het handelsmerk geworden van de “geest van Clabecq”. Durven strijden, durven winnen. Met deze houding om niet als “onvermijdelijk” te beschouwen wat het systeem u probeert op te leggen hebben zij het gevecht aangegaan dat iedereen als hopeloos beschouwde.
2° Om dat aan te durven moet men een rotsvast vertrouwen in de massa hebben. Toen Roberto D'Orazio begin '97 gevraagd werd hoever hij wou gaan, antwoordde hij: “Zover als de massa mij toelaat te gaan.” Dat is het echte syndikalisme.
3° Maar de massa's komen niet spontaan in beweging en als ze het wél doen, dan zal hun revolte snel verslagen worden als ze geen stevige leiding hebben. De voorbereiding van de strijd is hierin nog belangrijker geweest dan de 6 maanden van 1997. Het verhaal van Clabecq bewijst de theorie van de bewuste, georganiseerde voorhoede. Gedurende jaren heeft die voorhoede de massa geconfronteerd met de economie, de politiek, het racisme, de solidariteit. Jarenlang heeft de burgerij de finale confrontatie van de sluiting voorbereid, maar de delegatie heeft de massa erop voorbereid. De patroons eerst, dan het Waalse gewest hebben geprobeerd wat ze overal proberen: tot een regeling te komen met de delegatie. Nadat al die pogingen zijn mislukt hebben ze zich moeten neerleggen bij de evidentie: deze delegatie ontsnapt aan onze controle en aan die van de traditionele partijen.
Het positieve voorbeeld van Clabecq stelt dus ook in het licht waarom het zo dikwijls mislukt, waarom het niet tot openlijke revolte komt. Het is niet omdat het potentieel niet aanwezig is. De mensen ondervinden dagelijks aan de lijve wat het kapitalisme betekent. Dikwijls wordt de strijd al gewurgd voordat hij begonnen is, omdat vakbondsverantwoordelijken zich laten ketenen door de partijen die aan de macht zijn en die volledig trouw zijn aan de belangen van het kapitaal. Als er geen alternatieve weg getrokken wordt door een bewuste kern, keert het verzet zich dikwijls tot anti-syndicalisme en antipolitiek. Dan stellen de traditionele partijen met “ontzetting” vast dat de ideologie van het Vlaams Blok veld wint. Maar wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor alle maatregelen diei het volk tot de anti-politiek drijven? De partijen aan de macht. En het ziet er niet naar uit dat daar met paarsgroen verandering in komt.4

De opeenvolgende “besparingen” en “inleveringen” worden gezien als een constante drang van het monopoliekapitaaal (via haar “staats-instellingen”, waaronder de Europese Unie) om de uitbuitingsgraad van de werkers steeds te verhogen om daarmee constant de verhoging van de competitiviteit na te streven (tov “concurrenten”) en om in overcapaciteits-crisis een “eigen” groei te bewerkstellingen door het veroveren van marktaandelen op concurrenten en het verwerven van controle over grondstoffen (voor de “eigen” productielijnen en om ze te kunnen “onthouden” aan de concurrenten of hen daarvoor “duur te laten betalen”). Om doorheen de strijd voor behoud (of verbetering) van arbeidsvoorwaarden en loon het bewustzijn te kunnen verhogen, moet de strijd gericht worden niet alleen op “de laatste besparingen” maar ook op een recuperatie van voorgaande besparingen.

De strijd tegen de armoede is één van de krachtlijnen van het regeerakkoord. Maar dan heeft de regering het alleen over de extreme fenomenen van armoede. De gemakkelijkste manier om de bron van armoede te verbergen, is armoede als iets “marginaals” voorstellen. Armoede is slechts een uitwas van verarming en verarming komt voort uit het productieproces. Om op te kunnen tornen tegen de concurrentie worden de lonen verlaagd, worden voortdurend arbeidskrachten weg-gerationaliseerd en worden nepstatuten veralgemeend. Bedrijven besteden op grote schaal productie uit aan onderaannemers (“outsourcing”) die lagere lonen uitbetalen. Door rationalisaties worden permanent arbeidskrachten afgestoten. Zoals een woordvoerder van Cockerill-Sambre het plastisch uitdrukte: “De zekerste en de efficiëntste manier om de winst te vergroten, is de permanente 'ontvetting', een permanent systeem van afdankingen en toch hetzelfde productievolume behouden.”5
Indien de werklozensteun niet zou bestaan, zou 90% van de werklozen tot armoede vervallen.6 De bestaansreden van de sociale zekerheid is precies het waarborgen van een zeker inkomen in geval van werkloosheid, ziekte of ongevallen. Die waarborg is een recht en dit recht wordt uitgehold door 20 jaar versterking van de selectiviteit:'alleen voor diegenen die het echt nodig hebben'.
De werkloosheidsuitkering werd alsmaar selectiever gemaakt. De regeringen hebben beperkingen ingevoerd op basis van de duur, de familiale situatie en het inkomen (belasten van de uitkeringen). In 1980 bedroeg de gemiddelde werkloosheidsuitkering 41,6% van het gemiddelde brutoloon. In 1999 nog amper 28%7 Daardoor situeert zich de toename van armoede zich vooral bij de werklozen. In 1985 was 19,7% van de werklozen arm en in 1997 was dat percentage al tot 36,8% gestegen.8
De neerwaartse spiraal houdt aan. Werklozen worden in toenemende mate geschorst. Tussen 1990 en 1996 werden 153.627 werklozen het slachtoffer van artikel 80 (langdurig werkloosheid). In 1996 alleen al werden 63.825 werklozen tijdelijk of definitief van steun uitgesloten. Jaarlijks komen er tussen 2000 en 7700 van het bij het OCMW terecht.9 Tussen 1990 en 1997 nam het aantal bestaansminimumtrekkers met 60% toe. Een ander deel belandde aan de rand van de maatschappij. Het zijn nu daklozen, bedelaars of mensen die op campings wonen.

De mazen van het sociale vangnet worden steeds groter.
De opeenvolgende regeringen hebben sterk bezuinigt op de sociale uitgaven en op die manier de mazen van het sociaal vangnet, dat vele mensen voor armoede behoedde, groter gemaakt. Een sluipend middel dat voor deze afbraak wordt gebruikt is de selectiviteit van de uitkeringen.
In de gezondheidszorg voerde de regering gedurende de recentste periode 25 verhogingen van het remgeld door. Het resultaat is dat de patiënt nu 25% van de gezondheidsfactuur moet betalen. Veel mensen kunnen dat niet meer en verpauperen. 203.249 gehandicapten, die niet geschikt zijn voor de gewone arbeidsmarkt, moeten ook overleven met een bedrag dat overeenkomt met het bestaansminimum. 33% van de Belgische gezinnen beweren dat ze de kosten voor de gezondheidszorg moeilijk of niet kunnen dragen.10 een onderzoek, in 1997 uitgevoerd door het christelijk ziekenfonds, leert ons dat langdurig zieken per jaar 80.000 tot 90.000 meer moesten uitgeven. Een kwart moest méér dan 185.000 uitgeven. Meer dan 40% van de langdurig zieken zijn bestaansonzeker.11
België telt 2,2 miljoen 60-plussers.12 De helft van hen heeft te weinig geld om voldoende en goed voedsel te kopen.13 Het gemiddeld pensioen bedraagt 23.047 F per maand.14 Een kamer in een bejaardentehuis kost gemiddeld 43.000. 36% van de bejaarden kan dat bedrag niet betalen.15
Daarnaast hebben we gezien dat de minimale uitkeringen de algemene welvaart niet volgen. (...)
Een recordjaar, lees je in de pers over de in 1998 gerealiseerde winsten. En dit, ondanks de crisis. Tussen 1993 en 1998 verdubbelden de netto-winsten.(...)
Armoede is geen tegenslag, armoede is het gevolg van een systeem dat alle rijkdom concentreert in de handen van een kleine minderheid. Die minderheid zijn de bezitters van kapitaal, degenen die leven van het werk van anderen. Die minderheid dankt mensen af en wil minder betalen voor de sociale zekerheid om haar winsten te verhogen. De strijd tegen armoede is, als de wil niet bestaat om de rijkeren en kapitaalbezitters te doen betalen, pure hypocrisie.
Armoede en rijkdom zin twee polen van het systeem, zoals positief en negatief twee polen zijn van een batterij. Zoals een batterij twee polen nodig heeft om stroom te leveren, heeft het systeem armoede en rijkdom nodig om te kunnen functioneren.
Het was Marx die als eerste tot die conclusie kwam. De strijd tegen de armoede kan niet los gezien worden van de strijd tegen het systeem dat armoede veroorzaakt: “Deze wet (van de maximale accumulatie) legt een fatale band tussen accumulatie van kapitaal en accumulatie van miserie. Op die wijze dat opeenhoping van rijkdom aan de ene pool samengaat met opeenhoping van armoede, van lijden, van onwetendheid, van afstomping, van morele aftakeling, van slavernij aan de tegenovergestelde pool, aan de kant van de klasse die het kapitaal zelf produceert.16

In “Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen” werd niet alleen ingegaan op “de laatste” besparingen (die in het regeerakkoord) maar werd de opeenvolgende reeks besparingen opgesomd en de medeplichtigheid hieraan van ALLE partijen (die ooit regeringsverantwoordelijkheid hadden)

Wij zullen het stelsel van de verzekering “vrijwaren”, zegt het regeerakkoord. Alsof het verzekeringsprincipe al niet meer dan 20 jaar door de vorige regeringen werd uitgehold!
Het verzekeringsprincipe betekent dat wie zijn arbeidsinkomen verliest door werkloosheid, ziekte, invaliditeit of ouderdom, een vervangingsinkomen krijgt dat in verhouding staat tot het vroegere loon. Voor wie langdurig moet leven van een vervangingsinkomen (gepensioneerden, invaliden, langdurig werklozen) betekent het verzekeringsprincipe bovendien dat hun uitkering regelmatig wordt aangepast aan de stijging van de welvaart. Welnu, alle vervangingsinkomens zijn de voorbije 20 jaar gedaald in verhouding tot het gemiddelde brutoloon, dat op zijn beurt meer en meer achterblijft op de groei van de welvaart (de stijging van het BBP). (...) Dezelfde nefaste evolutie geldt voor de kosten van de opvoeding van kinderen: de dertiende maand kindergeld is al lang afgeschaft.
In een gemeenschappelijk pamflet ter voorbereiding van de betoging “voor betere sociale uitkeringen” van 11 september 1998 schreven ABVV en ACV: “De sociale uitkeringen moeten de evolutie van de lonen volgen. Dat is nu niet zo; Op deze manier zullen de pensioenen binnen enkele tientallen jaren nog maar 15 à 20% bedragen van een gemiddeld loon en de werkloosheidsuitkeringen nog amper 10%. Ook de loonplafonds waarop de maximumuitkeringen berekend worden moeten aangepast worden aan de evolutie van de reële lonen. Dat is in 17 jaar al niet meer gebeurd. Dit ondergraaft de geloofwaardigheid van de sociale zekerheid, die op deze manier al teveel herleid wordt tot minimale forfaitaire uitkeringen. Vele werklozen, invaliden en gepensioneerden, vooral alleenstaanden, leven nu al op de rand van armoede. Al deze groepen hebben al zwaar ingeleverd de jongste jaren door drie indexsprongen, door de invoering van de gezondheidsindex, door de invoering van de categorie samenwonenden ( die lagere uitkeringen krijgen), door het optrekken van de pensioen-leeftijd voor vrouwen en door de verstrenging van de sancties tegen werklozen. Dat kan zo niet meer. Wij zijn tegen elke vorm van privatisering. Dus tegen de verhoging van het remgeld en de afbraak van de verplichte verzekering.
De socialistische partijen gaan er prat op dat zij in de vorige regeringen de sociale zekerheid hebben “gered”. Hun ingrepen hebben ervoor gezorgd dat de verzekering de naam verzekering niet meer verdient: op dit ogenblik bedraagt het gemiddeld pensioen nog maar 32% van dat gemiddeld brutoloon. Het gemiddeld brugpensioen bedraagt 37% van het gemiddeld brutoloon. De gemiddelde werkloosheidsuitkering 28%. De gemiddelde invaliditeitsuitkering 33%17. Als de socialisten de volgende 20 jaar de sociale zekerheid nog eens gaan "redden" op de manier zoals ze dat de voorbije 20 jaar deden, zullen de pensioenen nog maar 15% tot 20% en de werkloosheidsuitkeringen nog maar 10% van het gemiddeld loon bedragen. (...) De afbraak van het wettelijk stelsel gaat gepaard met de ontwikkeling van privé-verzekeringen voor wie die het kunnen betalen en met de massale verarming van al degenen die ze niet kunnen betalen. (...)
Maar de regering beweert ook dat ze “het stelsel van solidariteit onder personen zal vrijwaren”.(...) De solidariteit binnen het sociale zekerheidssysteem komt tot uiting in de drie vormen van financiering van het stelsel: de werkgeversbijdragen als afgedwongen solidariteit van het patronaat, de bijdragen van de staat als afgedwongen solidariteit georganiseerd door de staat en de werknemersbijdragen als solidariteit tussen de werknemers. Wat wil de regering op die drie terreinen doen?
Ten eerste: de patronale bijdragen.
Op het einde van de Tweede Wereldoorlog werden de kapitalisten in België tot zware toegevingen gedwongen. Er kwam een algemeen stelsel van sociale zekerheid op basis van verplichte bijdragen van het patronaat. Vanaf de jaren '70 (het begin van de crisis) is dit een schietschijf voor het patronaat. Het zegt: In de Verenigde Staten is dat stelsel niet op die manier uitgebouwd. De patroons hebben daar maar een indirecte loonkost van 28%. Wij, in Europa, betalen een indirecte loonkost van 40%. Dat schaadt onze concurrentiepositie. En wat het patronaat, wil zetten de regeringen om in een beleid. Zo startte de Belgische regering vanaf 1980 met de Maribel-operatie. Die verminderde de patronale bijdragen aan de sociale zekerheid met 15 miljard frank per jaar. Met het Globaal Plan van de regering Dehaene werd die som vanaf 1993 alsmaar groter. In 1998 bedroeg ze al 67 miljard frank. In datzelfde jaar keurde de CVP-SP-regering een zesjarenplan goed waarin stond dat de patroons in de periode 1999-2004 108 miljard minder hoefden te betalen. De liberalen vonden dat het cadeau nog niet groot genoeg was, eisten tijdens de verkiezingen 200 miljard frank in drie jaar tijd en verkregen in het regeerakkoord – volgens de liberale minister Rik Daens – 160 miljard frank. In de begroting voor het jaar 2000 staat dat de bijdrageverminderingen voor de patroons opgetrokken worden van 80 miljard (in 1999) tot 130 miljard. De sociale zekerheid verliest dus in één jaar tijd 50 miljard extra!
De vakbonden hadden tot dusver altijd verkregen dat elke vermindering van patronale bijdragen gecompenseerd werd door alternatieve financiering. Dit gebeurde vooral door verhogingen van de BTW. De financiering van de sociale zekerheid werd op die manier verschoven van de patroons naar de hele bevolking. Maar voor de inkomsten van de sociale zekerheid bleef de zaak neutraal.
Een nieuwe verhogiing van de BTW is uitgesloten omdat België nu op de Europese top zit. Er zijn twee andere mogelijkheden voor de regering:
  1. Andere bronnen aanboren. De regering denkt in de richting van ecotaksen, maar verschuift dit naar het Europese vlak.
  2. Snoeien in de uitgaven. Op die manier moet er niet meer naar een alternatieve financiering gezocht worden.
Voor volgend jaar gebruikt de regering géén van beide methodes.18

De gevolgen van de opeenvolgende besparingen wordt weergegeven, waaronder vooral: de groeiende verarming van een groot deel van de bevolking....

Zich bij ziekte laten verzorgen is voor velen onbetaalbaar geworden. Bernard Anselme, PS, minister van Volksgezondheid verhoogde in 1994 het remgeld op de raadplegingen en huisbezoeken met 50%. Het werd daardoor meteen het hoogste van Europa. Nadien werd het remgeld nog 25 keer verhoogd. Dat hakt er bij een hospitalisatie flink in. Volgens ramingen is de bijdrage van de zieke opgelopen van 1 op 10 F tot 1 op 4 F19. Alle zieken samen betalen nu zo'n 160 miljard F of 25% van de totale uitgaven. De vorige regering vond dit helemaal geen drama. Iedereen betaalt wat méér om de echte behoeftigen wat meer te geven, beweerde ze. Zo wilde ze de ziekteverzekering selectiever "laten spelen voor diegenen die het echt nodig hebben".
Ter uitvoering van deze politiek werd een “sociale franchise” ingevoerd. Boven een jaarlijks bedrag van 15.000 F aan remgelden zouden de laagste inkomens geen opleg meer hoeven te betalen. Onderzoek van het christelijk ziekenfonds toonde aan dat 1 op 4 leden in aanmerking komt voor de sociale franchise, maar slechts 1 op de honderd kreeg ook effectief iets terugbetaald. Bovendien daalde het gemiddelde bedrag per patiënt met meer dan de helft in twee jaar tijd van 23.700 F tot 9500 F20. Dat komt doordat veel remgelden en supplementen niet in aanmerking genomen worden, voor de sociale franchise. Zo kan het gebeuren, dat je zelf nog 85.000 F opleg moet betalen voor een hospitalisatie en dat er maar 8.000 F in aanmerking kot voor de sociale franchise. Je betaalt dus de volle 85.000 F.
De socialistische ministers gaan er prat op dat ze in 1997 aan 370.000 mensen het WIGW-statuut (weduwen, invaliden, gepensioneerden, wezen) gaven. Bij opname in een ziekenhuis krijgen die meer terugbetaald. Wat de ministers er niet bij zeggen is dat tussen 1994 en 1997 het totaal aantal patiënten met voorkeursregeling gedaald is van 1,3 miljoen tot 970.000. Ze vertellen er ook niet bij dat de voorwaarden om dit speciale statuut te verkrijgen, strenger geworden zijn. Nu telt men een gedeelte van het kadastraal inkomen bij de berekeningsnorm.
Die “selectieve”-politiek faalt wat de onderlaag betreft en maakt de bevolkingslaag die in moeilijkheden geraakt groter. Eén langdurig zieke op vier betaalt meer dan 185.000 per jaar bij. Veertig procent van de chronisch zieken komt hierdoor in de armoede terecht. Gratis geneeskunde voor iedereen en voor alle zorgen is een dringende noodzaak om te verhinderen dat we in toestanden zoals die van 1900 terugvallen. (...)
Paarsgroen verhoogt de groeimarge van de ziekteverzekering van 1,5% tot 2,5%. Het vooraf vastleggen van een groeimarge is een erfenis van gewezen minister Philippe Moureaux (PS) en gaat in tegen de logische evolutie van de stijgende behoeften. In een maatschappij die veroudert, die méér ziek maakt en méér uitsluit is een dergelijke stijging logisch. De reële behoeften aan gezondheidszorg stijgen jaarlijks met 5%, de terugbetaling mag slechts met 2,5% stijgen. De begroting insnoeren betekent dat steeds minder behoeften gedekt worden.
Minder terugbetaling door de verplichte ziekteverzekering en responsabilisering van de ziekenfondsen zijn de twee grote poorten die voor de privatisering van de geneeskunde worden opengezet. Hoe meer de patient moet bijbetalen, hoe meer hij geneigd zal zijn om een privéverzekering af te sluiten. Hierdoor ontstaat er een “markt”.21

De bestaande verarming (bij onder andere de gepensioneerden) wordt duidelijk gezien als een gevolg van die opeenvolgende besparingen.

Onze bevolking vergrijst.22 Het aantal gepensioneerden zal de komende jaren in verhouding tot heet aantal actieven sterk groeien. Daardoor komen er minder bijdragen binnen terwijl er meer pensioenen betaald moeten worden. Dat vormt een bedreiging voor ons wettelijk pensioenstelsel, zegt de regering.
Het lijkt logisch, maar dat is het niet. De naoorlogse babyboom zal tussen 2010 en 2030 inderdaad tot een stijging van het aantal gepensioneerden leiden. Maar de arbeiders die in 1945 of in de eerste jaren na de oorlog zijn geboren en in 2010 met pensioen gaan, hebben ook 35, 40, 45 of misschien wel 50 jaar (als ze op hun 14de zijn beginnen te werken) bijdragen betaald voor de sociale zekerheid. Als er vanaf 2010 méér mensen de pensioenleeftijd bereiken, hebben er in die tientallen voorgaande jaren toch ook méér actieven hun pensioenbijdragen betaald! Waar is dat geld naartoe? In de jaren '60 en in de jaren '70 hadden de wettelijke pensioenfondsen grote overschotten. Toen vanaf 1973 de economische crisis uitbrak, was het alle hens aan dek geblazen om de winsten en de concurrentiepositie van de patroons veilig te stellen. De opeenvolgende regeringen van christen-democraten, liberalen en socialisten hebben vanaf 1976 zwaar gesnoeid in de staatstoelage voor de pensioenen. De staat kwam haar wettelijke verplichtingen niet na, er werd geteerd op de pensioenreserves. Vandaag gebruikt men die toestand om de privé-pensioenen aan te prijzen.

Het wettelijk stelsel leefbaar houden zonder bijkomende inkomsten?
Om de wettelijke pensioenen in de toekomst te kunnen garanderen dringen zich dus twee maatregelen op: een hogere patronale bijdrage en een hogere toelage van de staat. Dat is de precies het tegenovergestelde van wat de huidige en voorgaande regeringen de voorbije 20 jaar hebben gedaan en doen.
Specialisten zeggen dat de bijdragen moeten opgetrokken worden tot minstens 25% van het loon om vanaf 2010 de behoeften te kunnen opvangen23. Nu bedraagt die bijdrage maar 16,36% (een bijdrage van 7,5% van de werknemers en een van 8,86% van de patroons). De staat betaalt daar bovenop nog eens 2,6%van de brutolonen als bijdragen voor de pensioenen. Samen dus 19%. De regering zegt dat ze 'de noodzakelijke middelen zal vrijmaken op de gevolgen van de demografische vergrijzing op te vangen zonder de huidige bescherming in vraag te stellen' en dat ze ' de leefbaarbeid van het wettelijk stelsel wil waarborgen'.24 Maar is dat ook zo? In de praktijk voorziet de regering helemaal niet in bijkomende middelen voor het wettelijke stelsel maar denkt ze aan de oprichting van bijkomende pensioenfondsen. Ze zal vooral het oprichten van pensioenfondsen in de bedrijven aanmoedigen. De regering heeft hiervoor een toverformule: 'De Regering zal de in het kader van de sectoriële CAO's opgerichte pensioenfondsen in de tweede pijler aanmoedigen door ze ook buiten de loonnorm toe te laten'.25 (...)

De zorgverzekering: oplossing voor een onbetaalbare oude dag?
Onder de vorige regering zijn de kosten van gezondheidszorg, thuiszorg en bejaardentehuizen geweldig gestegen. Dit weegt bijzonder zwaar voor gepensioneerde werknemers en zelfstandigen. Als alternatief hiervoor wordt, voornamelijk in Vlaanderen, de zorgverzekering naar voren geschoven. In maart 1999 keurde het Vlaams Parlement het decreet op de zorgverzekering goed. Zorgbehoevende 65-plussers kunnen jaarlijks voor een bepaald bedrag aan zorgcheques krijgen voor niet-medische kosten zoals poetshulp, oppas en verzorging. De SP pakte meteen uit met 'een gratis poetsvrouw op je 65ste'. Schone schijn bedriegt, zegt de volksspreuk en dat is wat deze slogan betreft zeker waar. Wat steekt er achter die Algemene Verplichte Volksverzekering? Het is een verplichte bijdrage van elke Vlaming, ongeacht of hij werkt of werkloos, ziek of invalide is. Ziekenfondsen maar ook privé-verzekeringen mogen zich vrij op deze nieuwe “markt” storten; een nieuwe stap dus in de privatisering van de sociale zekerheid....
Daarnaast besteed de Vlaamse deelregering een deel van ons belastingsgeld aan dit zorgfonds: in 1999 zo'n vier miljard frank. Opvallend is dat de patroons niets hoeven te betalen. Het VEV (Vlaams Economisch Verbond) wil zelfs niet dat er belastingsgeld naartoe gaat. Het wil een volledig verplichte privé-verzekering. De zorgverzekering is dus volkomen in tegenstelling me de huidige financiering van de sociale zekerheid. Daar wordt telkens een belangrijke patronale bijdrage in verrekend. (...)
Achter het nationalistische opbod gaat de intentie van de verdere afbraak van de sociale zekerheid schuil. Terugbetalingen van bv. Thuisverpleging kunnen naar de zorgverzekering doorgeschoven worden. Zo wordt de publieke verzekering verder ondermijnd door privé-stelsels die als onkruid woekeren. Een en ander vergroot ook de sociale verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië.

En er wordt opgekomen voor RECUPERATIE van vroegere besparingen:

Waardig oud worden
  1. Er moet een forse versterking van het wettelijk pensioenstelsel komen door bijkomende stortingen van patronale bijdragen.
  2. De bestaande bedrijfspensioenfondsen moeten worden afgebouwd en geïntegreerd in het wettelijk stelsel.
  3. Binnen het kader van het wettelijk stelsel moet een reserve worden aangelegd, onder meer door het gebruiken van de budgettaire ruimte, die ontstaat door het terugdringen van het begrotingstekort
  4. Er moet een eenmalige aanpassing aan de welvaart doorgevoerd worden, zowel van de pensioenen als van het loonplafond. Vervolgens moet er een tweejaarlijkse aanpassing komen.
  5. Een loopbaan van 40 jaar, voor mannen en vrouwen, moet volstaan om recht te hebben op een volwaardig pensioen. Voor zware beroepen volstaat een kortere loopbaan. De pensioenleeftijd kan gekozen worden tussen 55 en 65 jaar.
  6. Het pensioen moet 75% van het brutoloon bedragen. Dat betekent een minimumpensioen, na een volledige loopbaan, van 41,250 F als het minimumloon op 55.000 F wordt gebracht. Bij een onvolledige loopbaan moet het pensioen minstens 33.000 F bedragen (niet lager dan wat het bestaansminimum zou moeten zijn). Dat is nu amper 22.000 F! Met een “waardig” pensioen zou iedereen de zorgkost kunnen betalen.
  7. Elke bejaarde moet kunnen genieten van gratis geneeskunde en van goedkope en kwaliteitsvolle collectieve voorzieningen (opvang, niet-medische verzorging, serviceflats ...) Het medische materiaal dat men nodig heeft bij de verzorging, zoals pampers bij incontinentie, ziekenhuisbed, infuusmateriaal, moet opnieuw volledig terugbetaald worden.
  8. De vergoeding voor de thuiszorg van bejaarden en chronisch zieken moet worden opgenomen binnen het wettelijk stelsel van de sociale zekerheid, indien nodig in een nieuwe tak. Die zou dan slaan op poets- en gezinshulp. Subsidies die nu reeds door de staat worden toegekend voor deze diensten, moeten in het wettelijk stelsel worden geïntegreerd.26

De gevolgen van de opeenvolgende besparingen wordt duidelijk geschetst: de toenemende armoede, de daklozen, de gevolgen van die toenemende armoede op de gezondheid van de kinderen, de groeiende problemen zelfs bij nog werkenden om de eindjes aan elkaar te knopen.
In feite worden de politieke argumenten aangereikt om te strijden voor een recuperatie van voorgaande besparingen, inleveringen en afbraak van sociale zekerheid.

De armoede neemt toe. Men kan het op straat waarnemen en men kan het ook in de statistieken lezen. Het aantal bestaansminimumtrekkers na in de jaren '90 met 60% toe. De regering houdt het liever bij vergelijkingen met buitenlandse toestanden. Met 7% van de bevolking onder de Europese armoedenorm(1) behoort België tot de beste, zo luidt het. (...)
Geen dak meer boven je hoofd hebben, geen thuis meer hebben, is de meest extreme vorm van armoede. Dan sta je volledig buiten de maatschappij. Alleen al in het “welgestelde” Vlaanderen, vroegen in 1996 27.857 mensen om in een opvangcentrum voor thuislozen opgenomen te worden. Dit leidde tot 11.362 nieuwe opnames. Onder deze mensen waren er 27,9% vrouwen en 20,2% kinderen.27
Voor kinderen is de armoede het ergst. Kind en Gezin liet een onderzoek uitvoeren tijdens welk gezinnen gedurende 5 jaar gevolgd werden. Hieruit bleek dat 28% van de kinderen in een periode van 4 jaar een tijdlang armoede leed omdat het inkomen van hun ouders te laag was. Het aantal kinderen dat in kansarme gezinnen geboren wordt, neemt elk jaar toe.28 De kindersterfte bij de geboorte ligt 6 tot 7 keer hoger bij moeders die geen ziekteverzekering meer hebben.29 In België zijn er 7000 zwerfkinderen.30 Ze overleven door te bedelen, door drugshandel en prostitutie. Prostitutie is vaak de enige oplossing die men nog kan bedenken. 31
Indien men totaal geen inkomsten uit werk of van een uitkering meer heeft, moet het OCMW aan elke inwoner die wettelijk in orde is, het levensminimum uitkeren. Dit gebeurt pas nadat werd onderzocht of men geen eigen bezittingen of andere inkomsten heeft. In 1998 waren er 83.000 uitkeringstrekkers. Indien we de personen ten laste meetellen, leven er 128.446 mensen van het bestaansminimum, onder wie 40.000 kinderen.32 Het zijn grotere aantallen jonge mensen die in de marge van de maatschappij terechtkomen: 鳬n op de vier is geen 25 jaar en bijna de helft is jonger dan 35 jaar.33 21%van de Brusselse jongeren tussen 18 en 24 jaar moeteen beroep doen op het bestaansminimum.34

De schuldenspiraal
Er zijn ook nog andere aanwijzingen dat de armoede toeneemt. De kapitalisten willen minder loon en minder uitkeringen betalen maar willen wél meer verkopen. Daarvoor dient het verbruikerskrediet. 44% van de Belgen moet één of meer kredieten afbetalen. 393.148 personen kunnen hun schulden aan de banken niet meer of moeilijk vereffenen.35 Dat is een toename met 20% in 5 jaar. Hebben die mensen te veel gekocht? 43% van de mensen schrijven hun schuldenlast toe aan een onverwachte gebeurtenis zoals aan werkloosheid, ziekte, scheiding.36 Voor mensen die al in armoede leven, is schulden maken de enige manier om te overleven. Wat deed de regering? Ze nam in '98 een wet aan (Di Rupo) die ertoe strekt dat een rechter mag beslissen om alle schulden samen te voegen en de schuldenaar een afbetalingsplan op te leggen. Op die manier recupereren de banken nog meer geld dan vroeger.
De elektriciteitsrekeningen zijn een andere indicator voor de toename van armoede. In 1997 verstuurden de elektriciteitsmaatschappijen 1.463.459 ingebrekestellingen. Dat is een toename van 8,7% in vergelijking met 1996 en een verdubbeling sinds 1993. 331.179 klanten kwamen op OCMW-lijsten terecht. En toch werd bij nog 27.549 klanten de stroom volledig afgesloten. In 1997 moesten 14.721 gezinnen het stellen met een beperkte stroomlevering ( 4 of 6 ampère) tegenover 10.000 in 1993.37 De winst van Electrabel bedraagt elk jaar m鳬r dan 30 miljard! (...)
Activering van de uitkeringen. Hoe sterk dit Amerikaans-Brits wondermiddel is in de strijd tegen armoede werd in de vorige hoofdstukken al uitvoerig behandeld. Daarin werd ook aangetoond hoe doelmatig het kan zijn om bestaansminimumtrekkers van hun uitkering te beroven. Maximale uitbuiting of maximale uitsluiting vat de keuze samen waarvoor de minimumtrekkers zullen gesteld worden.
Leven van een minimumuitkering is onmenselijk en biedt geen uitweg. Maar het moet wel een recht blijven voor diegenen die door deze maatschappij worden verschopt en tot armoede vervallen. De activeringspiste ondergraaft het recht op volwaardige goedbetaalde banen.(...)
De PVDA wenst
  1. Het OCMW-minimum moet verhoogd worden tot 33.000 F voor een alleenstaande actieve, tot 45.000 F voor een koppel en tot 43.000 voor een actieve + 1 kind(21) Ook het gewaarborgd inkomen voor bejaarden (bij onvolledige loopbaan) moet tot 33.000 opgetrokken worden. Het moet aan iedereen toegekend worden die het nodig heeft, ongeacht zijn of haar nationaliteit.
  2. Bij de 'faling' van een gezin, moeten de banken zelf opdraaien voor die schulden. Bij de 'faling” van een gezin moeten de schulden voor gas- en elektriciteitsrekeningen kwijtgescholden worden.
  3. De elektriciteitsmaatschappijen moeten verplicht worden om elk gezin, ook als het die niet kan betalen, de noodzakelijke elektriciteit te leveren. Telefoon- en kabelaansluiting moeten gratis zijn.38
De rol van de Europese Unie als een echt “staatsapparaat” ten dienste van de imperialistische burgerij en de monopoliekapitalisten wordt belicht, en hoe die politiek “doorwerkt” in de “nationale” politiek ...en zelfs de “gemeentepolitiek”

De privatiseringen zijn een maatregel waar het wereldpatronaat al twintig jaar om vraagt. In de jaren zeventig eiste het Amerikaans patronaat de invoering van de deregulatie en verkreeg die ook, wat de afbraak van het wettelijk kader inhield. Het begon in 1978, onder Carter, met de luchtvaart. Daarna was er de opheffing van het telecommunicatiemonopolie van AT&T.
Deze golf van liberalisering is naar Europa overgewaaid. Al op 25 juni 1980 vaardigde de Europese Commissie een richtlijn uit die de banden tussen de Staten en de openbare bedrijven doorzichtiger moet maken. Hierdoor werd de staatsteun aan openbare bedrijven ter discussie gesteld. Vervolgens stelden de commissarissen voor de concurrentie Leon Brittan (een Engelse ultraliberaal) en Karel Van Miert (SP) deze financiële overheidssteun steeds meer ter discussie.
Uit naam van de vrije concurrentie wringt het nieuwe Europa alle openbare monopolies de nek om. Het is een Europese richtlijn die de postdiensten met elkaar wil doen concurreren. In 2003 zal de eerste fase van deze liberalisering van De Post van start gaan. Alle ondernemingen zullen hun intrede mogen doen op de buitenlandse markten. Zo zal de Franse post haar postzegels en brieven in België mogen aanbieden. Op 1 januari 1998 kondigde Europa ook al de volledige liberalisering van de telecommunicatiediensten af.
De Europese richtlijnen zijn een toepassing van wat het Europese patronaat verlangt. Zo bestaat er een Ronde Tafel van Europese Industriëlen die de voorzitters van de 45 grootste Europese transnationale bedrijven verenigt. Op 1 juni 1983 heeft die in Amsterdam het idee van een groot-Europese markt en van een grondige deregulatie van de openbare markt in de sector van de spitstechnologie gelanceerd. De Franse socialist Jacques Delors, toen voorzitter van de Europese Commissie , nam dit op 11 januari 1985 39 volledig over.

Er zijn nooit 'echte privatiseringen'
De privatiseringen voltrekken zich stapsgewijs. Elke stap is noodzakelijk. Ze dragen allemaal bij tot de verkoop aan de private sector. Dit stelt de socialistische partijen ook in staat te paraderen na elk liberaliseringsakkoord. Ze verkondigen dan dat de hoofdzaak veilig werd gesteld: 'Wij hebben de totale privatisering tegengehouden', heet het dan. In feite is daar niets van aan: de invloed van de markt wordt alsmaar uitdrukkelijker tot ze volledig zal gaan overheersen. Van “overwinning” naar “overwinning” worden we met rasse schreden naar de algehele privatisering geleid.
Deze ontwikkeling begon in het midden van de jaren tachtig met de beheerscontracten. De opvatting waar men van uitging, was dat de openbare bedrijven precies zo beheerd moesten worden als de privé-bedrijven.
Toen kwamen de begrotingsenveloppen die de staatssteun aan de openbare sectoren beperkten. Deze maatregelen hadden op zich al een driedubbele uitwerking.
Ten eerste werden de klanten er meer en meer toe verplicht om zelf de volledige kost van de dienst te betalen. De vervoerskosten worden opgetrokken. Die van de administratieve diensten volgden.
Ten tweede legde men de werkers gestadig dezelfde voorwaarden op als in de privé-sector; flexibiliteit, onmogelijke werkuren, onderaanneming, in dienst-neming van tijdelijk personeel, enz. Bij de administraties bijvoorbeeld had op 1 januari 1998 één tewerkgestelde op de vier een contract van beperkte duur. Bij de RVA is dat al 40%, bij de Post 14%.40
Ten derde werden de investeringen afgebroken. Op grond van de budgettaire verplichtingen werden de openbare bedrijven aan hun lot overgelaten. Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Openbare Ondernemingen, geeft dit toe: 'Men heeft sedert jaren niet meer geïnvesteerd in de Post'.41 Bij de NMBS worden locomotieven en de wagons alleen maar onderhouden nadat ze een panne hebben gehad. Dat is een van de oorzaken van de vele vertragingen, want een treinstel, waarvan een onderdeel niet meer werkt, valt onherroepelijk stil en doet degene die volgen eveneens stilvallen.
De wet van 21 maart 1991 heeft dat proces nog verder gestimuleerd. Op basis van een Europese richtlijn van Neil Kinnock en Karel Van Miert, twee “socialisten”, heeft deze wet de openbare bedrijven ertoe verplicht een onderscheid te maken tussen activiteiten van openbaar dienstbetoon en degene die voor commercialisering – lees privatisering – in aanmerking komen. Deze lijn doortrekkend zou voor de NMBS nog alleen het binnenlandse verkeer en het beheer van de infrastructuur overblijven. De Post zou enkel nog dienen om brieven te bestellen en om pensioenen uit te betalen.
Vervolgens splitsen de beheerders de openbare bedrijven op in aparte eenheden die ze dan “business units” noemen. Ze maken er deelbedrijven van. Bij de NMBS bestaan er vandaag méér dan 60 deelbedrijven. Zo is ook de bank van de Post een deelbedrijf geworden waarvan een gedeelte verkocht werd aan de Generale Bankmaatschappij, vandaag opgegaan in Fortis. Het is de laatste die nu het bankfiliaal beheert.
Terzelfdertijd neemt de regering de nog bestaande wettelijke remmen op de concurrentie weg. Het statuut van de bedrijven wordt gewijzigd. De overheidsbedrijven verdwijnen en worden vervangen door autonome bedrijven, in het leven geroepen door de wet van 21 maart 1991. Vandaag wil Isabelle Durant, Ecolo-minister van Mobiliteit, nog een stap verder gaan: de bedrijven die in aanmerking komen om geprivatiseerd te worden, zullen omgevormd worden tot naamloze vennootschappen. Gewoonlijk is de eerste stap daarbij dat ze veranderd worden in naamloze vennootschap van publiek recht. Zo'n firma moet voor 50,1% in handen van de staat zijn. De staat beschikt over 75% van de beheersmandaten en van de uit te brengen stemmen. Met de overgang naar het statuut van naamloze vennootschap verdwijnt de praktijk van effectieve publieke steun, in de vorm van openbare subsidies.
De laatste fase is die van de verkoop aan de privé-sector. Die gebeurt per eenheid, per filiaal of in zijn geheel. De wet van 21 maart 1991 maakte de weg vrij voor de verkoop van 49% van de openbare bedrijven en van 75% van de filialen. Maar sindsdien werden deze drempels overschreden. De ASLK is volledig verkocht aan Fortisen Distrigas aan Tractebel. In elk van deze gevallen benadrukten de socialistische partijen dat het behoud van een openbare deelname verzekerd was, maar in de praktijk kwam het beheer rechtstreeks in handen van privé-directeuren.
In de loop van dit proces verslechteren de werkvoorwaarden voor het personeel steeds meer. De vaste baan voor het leven wordt meer en meer een uitzondering. De werknemers moeten mobieler en flexibeler worden, heet het voortaan.(...)

Privé of openbaar?
Openbare diensten moeten in principe aan drie voorwaarden voldoen:
  1. Ze moeten gratis of op zijn minst goedkoop zijn;
  2. Ze moeten, zowel wat de prijs als de gebruiksmogelijkheden betreft, toegankelijk zijn voor iedereen;
  3. De werkvoorwaarden onder het ambtenaarstatuut moeten beter zijn: een loopbaan voor het leven, geen of weinig flexibiliteit, achturige werkdag, weinig stress in vergelijking met de privé, gewaarborgd pensioen, enz.
Voor wat nog rest aan openbare diensten, moet er op deze gebieden nog veel gebeuren. Want deze verworvenheden worden systematisch uitgehold door de budgettaire besparingen en in het vooruitzicht van de privatisering. De werkers bij de openbare bedrijven zijn terecht zeer gehecht aan deze voordelen. Maar met de privatiseringen wil men die volkomen afschaffen door er beetje bij beetje wat vanaf te knabbelen. Geen enkele mundialisering, geen enkele Europese richtlijn mag afbreuk doen aan het recht van de werkersen van de armsten op goedkope en toegankelijke diensten. Geen enkele technische vooruitgang rechtvaardigt de toename van flexibiliteit die werkers ertoe verplicht 's nachts of in het weekend te werken. Dat geldt nog in hogere mate voor stress.

Er word aangegeven dat de strijd voor terugdraaien van privatisering voor (opnieuw) overheidsbedrijven NIET de strijd voor het socialisme vervangt (maw staatskapitalisme met burgerlijke staatsinstellingen is géén socialisme):

En toch is het geen socialisme...
Het concept van de openbare diensten is in deze maatschappij dubbelzinnig.
Ten eerste: Zouden de drie bovenvermelde voorwaarden in feite ook niet voor elke basisbehoefte moeten gelden? Voor het verschaffen van voeding, huisvesting, kleding en verplaatsing zouden daar ook geen openbare diensten voor opgericht moeten worden? Waarom worden de openbare diensten beperkt tot datgene wat de patroons niet wilden overnemen omdat het niet rendabel genoeg was of omdat het betrekking heeft op het globale beheer van de maatschappij?
Ten tweede: De opvatting over openbare diensten zoals hierboven beschreven, staat haaks op de doelstellingen van de patroons. Ze belemmeren de almacht van de markt. De markt werkt volgens andere regels. Ze richt zich alleen op diegenen die de aangeboden producten kunnen betalen en sluit de anderen uit (daarom zijn er zoveel mensen die van honger omkomen: ze hebben geen geld genoeg om zich het allernoodzakelijkste aan te kunnen schaffen). Waar het op aankomt is in de behoeften van de veeleisende klanten, dus van de rijksten, te voorzien. De werkers moeten zich maar aan de marktlogica aanpassen, en dus hyperflexibel zijn. Openbare diensten kunnen zich dan ook alleen maar ontwikkelen wanneer de economische omstandigheden dit mogelijk maken. Tijdens de jaren zestig was dit mogelijk, maar in die jaren tachtig werd alle aan de budgettaire bezuinigingen opgeofferd.
Ten derde: Deze ontwikkeling is nooit volledig. Zelfs in de jaren '60 waren er economische, budgettaire en andere beperkingen. Als het patronaat uit louter winstbejag sommige sectoren opnieuw wil overnemen, schiet er van het openbaar dienstbetoon niets meer over.
Er is dus maar één uitweg om die openbare diensten en de voordelen die er voor de werkers aan verbonden zijn, weer te zien opbloeien. De economie moet op een andere leest geschoeid worden:niet op die van het privé-bezit van de ondernemingen en bedrijven, maar op die van het collectief eigendom. Dat betekent dus: het tot stand brengen van een socialistische maatschappij.
Daarin kan tegen een lage prijs in de basisbehoeften worden voorzien, zijn de werkvoorwaarden gewaarborgd en wordt de technische vooruitgang ten dienste gesteld van de verbetering van die voorwaarden. In alle socialistische landen werd het recht op arbeid in de grondwet geschreven en is oo het pensioen gewaarborgd. Als er een baan van een werker verdwijnt, moet de staat er een andere voor hem zoeken.42

Migratie en/of “Vluchtelingen” zijn een gevolg van de imperialistische concurrentiedrang die een agressief en naar oorlog leidend karakter heeft.
Uit de bijdrage van ... Peter Mertens aan de brochure:
"Ieder van ons is er zich van bewust dat het probleem van de asielzoekers onbeheersbaar aan het worden is", aldus Verhofstad.43
Waarom verlaten mensen hun have en goed? Het antwoord is eenvoudig. Omdat de miserie groter is dan ooit. Eén op de vier kinderen beneden 14 jaar moet werken om te overleven. Anderhalf miljard mensen moeten rondkomen met minder dan 40 frank per dag.44 Een Afrikaans gezin bezit een vijfde minder dan een kwarteeuw geleden. Er is iets fundamenteel mis met het economisch systeem. Niet met het feit dat mensen vluchten.
Op de drempel van het derde millennium is er nog nooit zoveel rijkdom op de planeet geweest. Wereldwijd wordt zes keer meer rijkdom geproduceerd dan 50 jaar geleden. Tweehonderd multimiljonairs hebben een vermogen dat even groot is als 41% van de wereldbevolking per jaar voorbrengt. Het zijn die hier gevestigde multinationals die de rijkdommen ginds wegslepen. Al meer dan een eeuw lang. Tegelijkertijd brengen de media de hoofden op hol met sprookjes over de weldaden van het kapitalisme. Dus hopen die mensen hier een beter leven te vinden. 'Als het kapitaal niet naar de armen komt, komen de armen naar het kapitaal', luidt een gezegde.45
Moeten we ons dan laten overrompelen? No panic, niemand vlucht voor zijn plezier. Slechts een minderheid trekt naar het buitenland, en maar een klein deel daarvan komt in Europa terecht. België behoort bij de rijkste landen van de wereld, maar vangt slechts 0,0004% van het aantal vluchtelingen op.46 Hun opvang geven kost momenteel zo'n 8 miljard per jaar, dat is 0,005% van de begroting.47 Aan diegenen die ons de stuipen op het lijf willen jagen door ons voor te houden dat er een invasie van vluchtelingen voor de deur staat, antwoorden wij:熱aak je geen zorgen, de overgrote meerderheid zal thuis wel creperen. Slechts 6 van de 46 miljoen vluchtelingen wordt in Europa opgevangen, de rest crepeert in de Derde Wereld.48 (...)
Eind oktober 1999 keurde de Ministerraad een wet goed waardoor er chocolade mag verkocht worden die goedkopere vetten bevat dan cacao. Die beslissing zal duizenden cacaoboeren in de Derde Wereld ruïneren. Zij zullen gedoemd worden hun toekomst in de steden te zoeken, waar ze zich bij het leger werklozen zullen voegen. De durvers onder hen zullen proberen clandestien in Europa te geraken. Elke dag nemen onze regeringen dergelijke maatregelen, beslissingen over het leven van honderdduizenden arbeiders- en boeren-families.
Zoals op de top van de Wereldhandelorganisatie (WHO) in Seatle (VS). De WHO bepaalt de regels voor de wereldhandel. De WHO wordt overheerst door de grote, kapitalistische landen. In Seatle besprak de WHO het openstellen van de grenzen. Het openstellen van het zuiden voor producten en kapitaal uit het noorden, welteverstaan. Aan de deuren protesteerden 40.000 betogers die beslissingen. Tegen de vernietiging van de plaatselijke economie door de multinationals, met massale werkloosheid, hongersnood en uitwijking van miljoenen armen tot gevolg. Een klein deel zal bij de grenzen van Fort Europa terechtkomen. Als ze over de grens geraken, komen ze terecht in gesloten centra vanwaar ze het land zullen worden uitgezet.
De oplossing ligt niet hier. De derdewereldlanden hebben het recht om zich los te maken uit de wurggreep van de multinationals en het IMF, en hun eigen economische koers te varen. Wij steunen in de eerste plaats de strijd voor bevrijding, zoals bijvoorbeeld die in het Kongo van Kabila. (Peter Mertens heeft het hier over LAURENT Kabila, zie verder, NICO) Maar we hebben ook de verdomde plicht om de vluchtelingen op te vangen en hen een menswaardige toekomst te garanderen.

De vluchtelingen verdedigen is in het belang van alle werkers.
Migratie heeft vele positieve kanten. De uitwisseling van cultuur en ervaringen werkt verrijkend. Vele buitenlandse arbeiders zijn actief geweest in belangrijke stakingen en strijdbewegingen in België. Tijdens de grote mijnstakingen stonden de Marokaanse en Turkse arbeiders op de eerste rij om te vechten voor het behoud van de tewerkstelling.
Maar de overheid heeft een heel arsenaal van repressieve maatregelen aangelegd: speciale gevangeniscentra, systematische vingerafdrukken, controles, databanken met persoonlijke informatie. Vandaag wordt dit tegen de vluchtelingen gebruikt, de zwakste groep in de samenleving. Maar wie garandeert er dat de 'Overlast Bestrijdingsteams' morgen niet tegen stakers worden ingezet, zoals de Britse bezettingstroepen in Noord-Ierland die 'nuttig' waren in de strijd tegen de Britse mijnwerkers?
Alleen de patroons hebben er baat bij als duizenden arbeiders rechteloos worden. De uitbuiting van illegale arbeiders ondermijnt de arbeidersvoorwaarden van alle arbeiders. De patroons zijn altijd op zoek naar de goedkoopste arbeid. Als vluchtelingen willen overleven, zijn ze verplicht in het zwart te werken. Voor lage lonen en zonder sociale bescherming. In donkere achterkamers of kelders, of in koude boomgaarden vormen zij het laboratorium van flexibiliteit en slechte werkomstandigheden.

Aan geld geen gebrek
Er is op wereldvlak genoeg geld om iets aan de armoede te doen. Alleen wordt dat geld gecontroleerd door een kleine elite van multimiljardairs. Een belasting van 0,01 % op de speculatieve kapitaalstromen zou jaarlijks al 3700 miljard frank opleveren. 1480 miljard frank volstaat om alle aardbewoners onderdak, voeding, drinkbaar water, onderwijs en gezondheidszorg te bezorgen.49 Alleen is dat in het kapitalisme niet de prioriteit. De prioriteit is niet de armoede oplossen, maar winst maken.

Erken het recht op vrije migratie en de 'passeurs' zullen verdwijnen.
De regering verkoopt haar repressieve beleid als “een strijd tegen de mensenhandel” en tegen “criminele organisaties” die “massaal mensen in- en aanvoeren”. Toch kan de maffia van mensensmokkelaars alleen bestaan omdat het echt op vrije migratie niet bestaat. Mensen die wanhopig op zoek zijn naar een beter bestaan, worden gedwongen op illegale wijze Europa binnen te komen. (...) Geef de werkers uit de Derde Wereld het recht om te migreren, en het probleem van de mensenhandel is opgelost.50

Maar er is nog een hoofdstuk over migranten, vluchtelingen en het probleem van gelijke rechten verbonden aan het (niet aan bijkomende voorwaarden verbonden verwerven van Belgische nationaliteit...:

Als het wetsontwerp van de regering goedgekeurd wordt, zouden migranten “ haast automatisch” de Belgische nationaliteit verwerven.(...) Je hebt in elk geval de indruk dat je vlot de Belgische nationaliteit kan verwerven. Wat is dan nog het probleem?

Belangrijke hinderpalen blijven bestaan
Nog méér dan vroeger zal het parket bepalen wie de Belgische nationaliteit krijgt en wie niet. Dat blijkt voor een belangrijk aantal migranten niet zo gemakkelijk te zijn. Een voorbeeld.
Mr. D. (37), van Marokkaanse origine, woont al 14 jaar in België en besluit de naturalisatie aan te vragen. Na negen maanden krijgt Mr. D. een brief in zijn bus met de mededeling dat zijn aanvraag verworpen wordt wegens “ onvoldoende wil tot integratie”. Bij navraag blijkt dat het parket bezwaar aantekende op grond van “ de weigering tot gezinshereniging voor uw zoon uit een eerste huwelijk in Marokko, dat dateert van december 1990”. Mr. D. kan geen beroep aantekenen. Dat hij ooit de Belgische nationaliteitzal kunnen verwerven, kan hij wel vergeten want het parket zal zich daar steeds tegen blijven verzetten.
Een ander probleem is de verplichte geboorteakte. Voordat Mr. D zijn aanvraag kon indienen, moest hij in Marokko zijn geboorteakte gaan ophalen. Hij reisde daartoe naar zijn geboorteplaats en naar de hoofdstad waar het document door drie diensten moest gewettigd worden. Dat dit niet eenvoudig is, bewijst de ervaring van Mr. D. Die besteedde 7 vakantiedagen en 20.000 F aan verplaatsings- en hotelkosten om aan zijn geboorteakte te komen.
De vorige versnelling van de procedure heeft geleid tot een toename van het aantal aanvragen en dus oo van het aantal naturalisaties.(...)
Maar de cijfers zijn enigszins misleidend omdat ook de oude dossiers die soms 4 tot 5 jaar bij het parket hadden gelegen, werden meegeteld. (...)
Verder (is) de Naturalisatiecommissie strenger geworden. Het percentage van de toekenning is gedaald van 82% in de periode 1991-1996 tot 71% in de periode 1996- 1999. Het aantal weigeringen is tijdens dezelfde periode gestegen van 4% to 7% en het aantal verdagingen van 14% tot 22%.
Zelfs met het stijgend aantal naturalisaties blijft het aantal migranten dat de Belgische nationaliteit bezit beperkt Vooral als men bedenkt dat 903.120 inwoners (8,9% van de bevolking) de Belgische nationaliteit niet hebben, waarvan 341.074 van buiten de EU. Zij hebben niet dezelfde politieke en sociale rechten als de rest van de bevolking. Ze hebben zelfs geen verblijfszekerheid. Als de regering oordeelt dat bepaalde personen “een gevaar voor de openbare orde” vormen (zoals bv. bij een staking of een veroordeling), kunnen ze het land worden uitgezet.

Verdeel en heers
Waarom is de Belgische nationaliteit zo belangrijk? Omdat daaraan een belangrijk aantal politieke en sociale rechten verbonden is. Die rechten bepalen de plaats op de sociale ladder. Hoe lager je op die ladder staat, hoe minder toegankelijk gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting enz.. zijn. (...) De mensen zonder papieren zijn de echte paria's. Omdat migranten, vluchtelingen, illegalen minder rechten hebben, en dus kwetsbaar zijn, kunnen de patroons druk uitoefenen op het loon en de arbeidsomstandigheden van de hele werkende bevolking. Het verschil in rechten vormt bovendien de basis waarop het racisme welig kan tieren. Daardoor wordt de verdeeldheid van de werkende bevolking nog versterkt.

Om te winnen, moet je samenwerken
Bij de komende sociale verkiezingen hebben alle arbeiders dezelfde rechten. Zowel Belgen als niet-Belgen kunnen kiezen en verkozen worden. Migranten hebben gelijke rechten. Dat heeft de arbeidersbeweging versterkt. Bij de Forges de Clabecq werkten meer dan 16 nationaliteiten. De syndicale delegatie heeft in het bedrijf strijd gevoerd tegen het racisme. Delegee Lorenzo Butera: “We beseffen dat we geen enkel serieus gevecht met de patroon zouden kunnen winnen als we het racisme op het bedrijf niet ernstig zouden aanpakken.51

Milieu- en ecologie-problemen kunnen maar echt opgelost worden door het afbreken van een “oud” productiesysteem (het kapitalisme) en het invoeren van een “nieuw” productiesysteem, het socialisme.

België brengt jaarlijks ongeveer 5 miljoen ton huishoudelijk afval voort. Maar de bedrijven produceren elk jaar 44 miljoen ton, waarvan 2 miljoen gevaarlijk afval! Negenmaal meer dan de gezinnen dus. Bovendien zit er in het huishoudelijk afval ongeveer 15% afval van KMO's. Men moet er dus mee ophouden de “burger” terecht te wijzen als men het over de afvalberg heeft! (..)
De groene partijen willen de gezinnen doen betalen op grond van het principe “de vervuiler betaalt”. Maar wie is de vervuiler? Hebben we echt de keuze? De gezinnen beslissen niet over de verpakkingen of de kwaliteit van de producten. Niet iedereen heeft een wagen om naar het containerpark te rijden of een tuin om aan compostering te doen. In de volkswijken van Brussel, Molenbeek,Sint-Gillis en Elsenen beschikt slechts één gezin op tien over een tuin.52
De bedrijven zijn er beter aan toe. Terwijl wij onze afval gratis sorteren, ontvangen zij subsidies om minder afval te produceren! De Vlaamse regeringsverklaring stelt zich zelfs niet tot doel om de hoeveelheid industrieel afval te verminderen, terwijl dan wel geldt voor de gezinnen. In de verklaring van de Waalse regering lezen we: 'Voor het industrieel afval, spant men zich in om met de industrie te zoeken naar de beste preventiemiddelen.' Wat een laksheid tegenover de bedrijven, terwijl die minstens negenmaal meer afval voortbrengen dan de gezinnen.

Bedrijven betalen 10 frank per ton afval
Maar er is meer. Het industriële afval ontsnapt aan elke overheidscontrole. Terwijl men tot op de kilo na de hoeveelheid huishoudelijk afval kent, blijkt het onmogelijk betrouwbare gegevens te vinden over het industriële afval. De bedrijven zelf verstrekken de cijfers. En omdat men per tot wordt belast, bestaat er een zekere tendens tot onderschatting.... Bovendien beschikken sommige bedrijven over hun eigen stortplaatsen of verbrandingsinstallaties die natuurlijk buiten de normen vallen. Op die manier sluit de overheid de ogen voor allerlei duistere praktijken. (..)

Huishoudelijk afval: +75% in 7 jaar
De regeringen beweren dat ze de vaste wil hebben om het huishoudelijke afval te vermineren. Toch blijft de totale hoeveelheid in alle Europese landen stijgen.53 In Vlaanderen sprong men in 1991 van 2.339.612 ton naar 3.116.871 ton in 1998: een toename met 75% in 7 jaar tijd.54 In 1982 produceerde Vlaanderen nog maar 1.527.854 ton huishoudelijk afval; dat is minder dan de helft die vandaag wordt geproduceerd.55 Wallonië en Brussel geven eenzelfde evolutie te zien, al is ze minder spectaculair. Waar zal dit eindigen? In de Verenigde Staten 'de spilzieke maatschappij bij uitstek' wordt jaarlijks al 800 kg afval per inwoner geproduceerd (in Vlaanderen was dar in 1998 527 kg). Wie heeft hieraan schuld? Vragen we om meer afval te produceren? Hebben we gevraagd om de flessen met statiegeld te vervangen door wegwerpverpakkingen ( wat tot failliet leidde van Verlipack, de grootste fabrikant van hol glas in België. Hebben we om wegwerpfototoestellen en wegwerpscheermesjes gevraagd? Om overspoeld te worden met publiciteit? Om elk jaar twee telefoonboeken te krijgen? Is het onze schuld dat de reparatie van een radio duurder is dan de aankoop van een nieuwe? Helemaal niet! Dat alles wordt beslist door een handvol multinationals vanwege de winst. Niet te verwonderen dat vooral "marginale bevolkingsgroepen meer afval produceren", zoals de Milieukrant toegeeft. Juist deze arme gezinnen worden zwaar getroffen door heffingen op het geproduceerde afval.
De bevolking maakt de economische keuzes niet; Zij moet dus ook niet voor de gevolgen ervan opdraaien. (...)
Sinds kort wordt in Vlaanderen meer afval gerecycleerd dan gestort of verbrand: 1.836.726 totn tegen 1.280.144 in 1998. Ook in Wallonië en elders in Europa wordt een steeds groter deel van het afval selectief ingezameld. Meer recycleren kan milieuvriendelijker lijken. Maar voorkomen is beter dan genezen. Bij het recycleren van glas, papier, enz... is er onvermijdelijk een aanzienlijk energieverlies. Onze energiebronnen zijn noch onuitputtelijk, noch gratis. Het is dus beter nutteloze dingen niet te produceren of het invoeren van herbruikbare verpakkingen (zoals flessen met statiegeld) op te leggen.
Maar de kapitalisten verzetten zich natuurlijk tegen elke beperking van hun productie, ongeacht heet nut van deze of gene koopwaar. Ze hebben er trouwens ook geen belang bij om de levensduur van hun producten te verlengen: zij moeten kunnen blijven verkopen! Tegen recyclage daarentegen zij ze niet gekant. Ze zijn er zelfs voor als er maar winst te rapen valt. (onder meer door het gratis sorteerwerk van de gezinnen)

De groenen machteloos tegenover de afvalberg
De Groenen, maar ook de andere regeringspartijen, hebben al jaren de mond vol van een zogenaamde “preventie”, of het voorkomen van afval. De reden hiervoor is niet ver te zoeken: in een kapitalistisch systeem wordt geproduceerd om winst te maken. Het doet er niet toe of een product nuttig is of totaal overbodig, of het gezond is of niet en of het ecologisch wel verantwoord is. Als her maar opbrengt. Hoe meer men verkoopt, dus hoe meer men produceert, hoe beter. En zo groeit de afvalberg alsmaar aan met allerlei wegwerpproducten, producten met een opzettelijk slechte kwaliteit, enz. Afval en kapitalisme gaan hand in hand.
Daar komt nog bij dat sommigen aaan de verwerking van afval bergen geld verdienen. Voor hen is het motto: hoe meer afval , hoe beter! Zo is volgens Tractebel de Europese “afvalmarkt” 1533 miljard frank waard. 'Een markt met toekomst', zo heet het. (9) De SERV (Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen) van haar kant raamt de omzet van de “wereldmilieumarkt' op 500 tot 600 miljard dollar. Meer dan 70% daarvan wordt gerealiseerd door de behandeling van water en afval.56 Bepaalde kapitalistische sectoren hebben er dus belang bij dat men afval blijft produceren en dat het water vervuild wordt: er wordt grof geld mee verdiend.(...)
Vier groepen domineren de Belgische afvalmarkt: Watco, Page, Biffa en Van Gansewinkel. Watco, een dochter van Tractebel en dus van de Groep Suez-Lyonnaise des Eaux, is veruit de belangrijkste met een geconsolideerde omzet van 18,7 miljard frank in 1997. het “business-plan” verwacht een omzet van 40 miljard frank in 2002: deze groep doet goede zaken. Hij baat de verbrandingsovens uit van Brussel (Neder-Over-Heembeek), Thumaide en Herstal, en is betrokken bij de nieuwe verbrandingsoven in Drogenbos.
Deze bedrijven hebben ervoor gezorgd dat men niet om ze heen kan. Zij zijn erin geslaagd hun economische en technologische keuzes door te drukken. Als België zijn afval op grote schaal verbrandt, dan komt het omdat Watco dat zo heeft beslist. De ministers, of ze nu rood, oranje, blauw of groen zijn, voeren die beslissing uit. Dat de verbrandingsovens fijne stof, stikstofoxiden, zuren, zware metalen, dioxines en vluchtige kankerverwekkende substanties als benzeen en tolueen uitstoten, is niet direct hun bekommernis.
De Vlaamse federatie van intercommunales Interafval trok onlangs aan de alarmbel omdat meer en meer gemeenten overwegen de ophaling en behandeling van hun afval aan de privé uit te besteden. De stad Tienen was de eerste om de stap te zetten: zij heeft haar volledige afvalmarkt voor de duur van 15 jaar overgelaten aan Leysen (Watco). Aarschot, Kontich en Heist-op-den-Berg overwegen hetzelfde te doen;57 Deze bestedingen kunnen zware financiële en juridische gevolgen hebben. Privè-bedrijven hebben als enige drijfveer het maken van winst. Een ecologisch en sociaal verantwoord beleid voeren is iets anders.

Socialisme is de beste preventie
Een echte preventiepolitiek is enkel mogelijk in een staat waar de overheid de productie daadwerkelijk controleert of normeert en stuurt met het oog op de belangen van de bevolking en het milieu. Vóór de groenen met hun preventie op de proppen kwamen, werd die reeds toegepast in socialistische landen.
Wegwerpverpakkingen waren in Oost-Europa zogoed als onbestaande, evenmin als publiciteitsfirma's die miljarden verdienen met niets te produceren, behalve tonnen papier. (...)
Ook voor het probleem van de distributie kan het socialisme een oplossing bieden. Grootschalige distributie wordt er perfect gecombineerd me de decentralisatie van de verkooppunten. Met zo'n distributiesysteem kan men makkelijk een retoursysteem opzetten voor meermalige verpakkingen. En voor bejaarden en mindervaliden kan men een thuisbezorging organiseren zonder dat dit tot een meerprijs leidt.
Een afvalpolitiek die de volksgezondheid en het leefmilieu centraal stelt, moet aan de privé-industrie het beheer van de afval ontnemen. De afvalpolitiek moet door een openbare dienst worden verzekerd en gratis zijn voor de bevolking.58

Huisvesting-beleid is méér dan louter een keuze van “een” gemeente om “een aantal” sociale woningen te bouwen, al naargelang de mogelijkheden van het gemeentelijk budget.

...(H)et 'recht op een behoorlijke huisvesting' in 1994 in de Belgische grondwet ingeschreven (artikel 23).(...)
In het jaar 2000 brengen in ons land nog duizenden mensen dag in, dag uit, zomer en winter, de nacht door op straat, in stations, bushokjes, kraakpandjes of in allerlei schuilplaatsen. Niemand weet om hoeveel mensen het gaat, maar de opvangcentra voor thuislozen herbergen elk jaar 22.000 mensen.59
De Belgische overheden spenderen amper 0,7% van hun budget aan huisvesting. Amper 5% van de gezinnen kan beschikken over een sociale huurwoning.60 In vergelijking met andere Europese landen loopt België ver achterop: elders beschikt minstens één gezin op de drie over een sociale woning.

De sociale woningbouw boert achteruit
In de jaren '50 bouwde men in België 7.000 sociale woningen per jaar en in de jaren '70 was dat al opgelopen tot 15.000. Maar in de periode 1981-1991 werd in België nagenoeg geen enkele sociale woning meer gebouwd. Sindsdien zijn de gewesten aan een zogenaamde “inhaaloperatie” begonnen. Maar met gemiddeld 3.000 sociale woningen per jaar zit men ver onder het cijfer van de jaren '70
In 1992 kondigde de Vlaamse minister van Huisvesting Norbert De Batselier (SP) met luid trompetgeschal een Urgentieprogramma voor Sociale Huisvesting aan, samen met een aantal banken, de N.V. Domus Flandria opgericht. In vijf jaar tijd werden 10.524 sociale woningen gebouwd.61 De operatie werd een succes genoemd, maar het totale aantal woningen was maar met een half procent toegenomen.62 Hoewel het Vlaams Parlement begin 1998 een resolutie had goedgekeurd om tegen 2005 40.000 nieuwe sociale woningen te bouwen, houdt de nieuwe Vlaamse regering het op amper 15.000.63 En dit terwijl eind 1997 al 54.000 gezinnen op de wachtlijst stonden.64 Volgens het Steunpunt Wonen en Woonbeleid van de Ufsia (Universiteit Antwerpen) bestaat er in Vlaanderen een behoefte aan minstens 90.000, en ideaal aan 226.000 bijkomende sociale woningen.65
In Wallonië werden in de periode 1992-1997 1.686 nieuwe sociale woningen gebouwd en 582 krotwoningen gerenoveerd. Voor de periode 1998-2002 heeft de Waalse regering de bouw gepland van 3.600 sociale woningen. In tien jaar tijd dus amper 5.868 sociale woningen, d.i. Nog geen zeshonderd per jaar.66 Ondertussen wachten in Wallonië 32.000 à 40.000 gezinnen op een sociale woning.67 'Dit lijkt wel een druppel in een oceaan van nood', schrijf Le Soir.68
In Brussel werden tussen 1989 en 1994 slechts 1.112 sociale woningen gebouwd, terwijl er 20.000 aanvragen waren. Acht procent van de woningen zijn er sociale woningen, tegenover 5% in het begin van de eeuw.69 Een vooruitgang van 3% in 100 jaar tijd! (...)
Voor een toenemend aantal mensen wordt wonen onbetaalbaar. Uit gegevens van de Huurdersbond Oost-Vlaanderen blijkt dat in 1991 nog 61,7% van de huurders minder dan 10.000 frank huur betaalden. In 1997 was dat aandeel teruggevallen tot 25,6%.70 Eén Vlaamse huurder op de drie besteedt meer dan één vijfde van zijn inkomen aan huur.71 60.522 mensen kunnen hun hypothecaire lening niet meer afbetalen.72
Eén Belg op de tien (11%)kan zijn huur, elektriciteit- of gasrekening betalen. Eenderde (33,5%) van de werklozen, meer dan de helft (52,6%) van de alleenstaanden beneden de 30 jaar en eenderde (30,5%) van de alleenstaanden met kinderen wordt met dit probleem geconfronteerd.73

Alsof Brugge, Brussel en Namen zouden leegstaan
Eigenlijk zou er in België geen woningnood mogen bestaan! Er zijn ongeveer 135.000 leegstaande woningen 74, meer dan het totaal van het huizenbestand van de gemeenten Brugge, Brussel en Namen! Van die leegstaande woningen is een op de vijf eigendom van de overheid.
En dan zijn er nog de leegstaande kantoorruimtes. Vandaag brengt de bouw van kantoren en commerciële ruimten meer op dan de bouw van woningen. Investeerders, speculanten, renteniers en projectontwikkelaars hebben zich op deze markt gestort. Begin 1998 stonden alleen al in Brussel 826.000 vierkante meter aan kantoorruimte leeg. Als je dan weet dat een gemiddeld woning – ruwweg en ruim geschat – ongeveer 80 vierkante meters beslaat75, leert een snel rekensommetje ons dat de leegstaande kantoorruimten in Brussel plaats zouden kunnen bieden aan minstens 10.000 gezinnen. Aan deze sociale overwegingen hebben de renteniers en speculanten echter geen boodschap. De projectontwikkelaars plannen nog eens 337.000 vierkante meters bij.76 Terwijl de Europese Unie en het Brussels Gewest 3 miljoen besteden aan, onder meer, een "groene promenade" langs de belangrijkste gebouwen van de Europese wijk, is er geen geld voor sociale woningen.(...)
'Los het zelf maar op! Maak maar schulden'
Sinds meer dan 100 jaar stimuleert het beleid de aankoop van huizen, met “goedkope” leningen, bouwpremies, rentesubsidies, belastingsvoordelen, enz. De paarsgroene regeringen doen niet anders: 'De toegang tot de eigendom zal worden aangemoedigd, onder meer door nieuwe vormen van financiering'77, heet het in Wallonië 'De aankoop via het Woningfonds zal voor de gezinnen me een laag of middelgroot inkomen worden aangemoedigd'78, zegt men in Brussel. Van de 78 miljard frank die de Vlaamse overheid aan huisvesting spendeert, gaan er 63 naar fiscale aftrek en 5,4 naar leningen en premies. Meer dan 40% van dat geld gaat naar de twintig procent rijkste Vlamingen terwijl de twintig procent laagste inkomens maar 10% krijgen.79 Door de stijging van de aankoopprijzen wordt het bovendien een subsidie voor de verkoper en niet voor de koper. Maar voor sociale huisvesting zijn er enkel kruimels: niet eens 12% van het Vlaams huisvestingsbudget. Om nog maar te zwijgen van de post huursubsidies die er 0,1% van uitmaakt, of welgeteld 74 miljoen frank.
België is nu een van de landen met de meeste eigenaars (67%). De Belg wordt met een baksteen in de maag geboren, zo wordt nogal eens beweerd. Een volkse legende die het woonbeleid van de overheid vergoeilijkt. Kopen of niet kopen, bouwen of huren? Het beleid wordt gestuurd en dit is niet altijd een onschuldige bezigheid. Om de arbeidersbeweging in de pas te laten lopen, heeft de Belgische overheid er van oudsher de arbeiders ertoe aangezet een woning te kopen. Ridder de Moureau, minister van Landbouw, zei het in 1886 zo: 'Om de onstandvastigheid van de arbeiders te bestrijden is het beste middel ze aan een eigen woning en een stukje grond te helpen.(...) Wij kunnen de arbeider niet het gevoel bijbrengen dat hij deel heeft in de fabriek. Maar geef hem een eigen huis en heem en hij wordt op het zelfde ogenblik een conservatief burger.'80 Enkele jaren eerder (in 1872) schreef Engels al: 'Op die manier gaan de arbeiders gebukt onder zware hypotheeklasten en worden ze pas echt slaven van hun broodheren; ze kunnen niet weg, en moeten alle arbeidsvoorwaarden die hun worden aangeboden accepteren.'81 Hoe vaak hoort men niet tijden stakingen: 'Ik moet mijn lening afbetalen'. Vandaag worden ook de laagste inkomens erdoor het tekort aan huurwoningen vrijwel toe gedwongen een huis te kopen.
Schulden zijn een handig instrument van het kapitalisme om mensen of landen in het gareel te doen lopen. De derdewereldlanden zijn vandaag door hun schuldenlast met handen en voeten gebonden aan het westerse kapitaal. Dezelfde mechanismen spelen bij ons bij het afbetalen van een huis. (...)

Een inhaalplan voor de huisvesting
De dramatische situatie in België schreeuwt om radicale maatregelen: honderdduizend sociale woningen in vijf jaar is een minimum om de ergste behoeften te lenigen en de huurprijzen om de privé-markt te kraken.82

...en België probeert nog altijd op “imperialistische wijze” een (neo-)-kolonialistische invloed te hebben op “haar” voormalige kolonie Congo

Oktober 1996 tot 17 mei 1997
De strijdkrachten van Kabila, gesteund door Rwanda, Oeganda en Angola, verjagen Mobutu door een gewapende bevrijdingsstrijd. Hierdoor verzekert Kabila zich van een enorme volkssteun en van een democratische legitimiteit. Hoewel hij er als enige in slaagt een einde te maken aan de dictatuur die al 30 jaar op het Congolese volk weegt, wordt Kabila er onmiddellijk van beschuldigd een dictator te zijn, zowel door de Amerikanen en de Fransen als door de mobutisten en tshisekedisten. Een “dictator” omdat hij een einde heeft gemaakt aan de “democratie” van de Nationale Soevereine Conferentie, een “democratie” die de heerschappij van Mobutu bestendigde. Het Westen organiseert meteen een economische boycot en weigert alle hulp.
Mei 1997 tot augustus 1998
In zijn eerste regeringsjaar behaalt Kabila opmerkelijke resultaten. Hij herstelt de veiligheid en de rust in het land. De staatsinstellingen beginnen weer te functioneren. De inflatie, die was opgelopen tot 500 à 1000%, wordt bedwongen. En het lukt Kabila om de bevolking met een geest van nationalisme, van Congolese trots te doodringen, na jaren mobutistische afstomping en demagogie.
Michel schrijft vandaag dat het Belgische buitenlandse beleid wordt afgestemd op ' het ondersteunen van die krachten die de voorwaarden tot structurele stabiliteit, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding helpen bewerkstelligen'. Wel dat is waar Kabila zo goed mee bezig was. Maar het imperialisme wilde geen structurele stabiliteit, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding op basis van een nationalistisch programma.
De derde etappe begint met een poging tot staatsgreep tegen Kabila op 2 augustus 1998, en de inval van Rwandese en Oegandese troepen. Er kan geen twijfel bestaan over het karakter van deze agressieoorlog, noch over de rol die de Verenigde Staten erin spelen. De regering-Verhofstad weigert te zien wat voor het Franstalig Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (CNCD) duidelijk is : 'Rwanda, Oeganda en hun bondgenoten, de rebellen, behandelen het oosten van Congo als hun achtertuin waar ze hoe langer meer grondstoffen kunnen uitbaten. Een waarachtige plundering, op grote schaal. (...) De rol van de Verenigde Staten in de regio wordt door niemand meer betwist. (...). De Verenigde Staten werken met (Rwandese en Oegandese, nvdr.) onderaanneming. Ze roepen het beeld op van een Congo dat onbestuurbaar is en dat vervangen wordt door een aantal ministaten of door een verzwakte centrale macht waarover de buurlanden een soort van protectoraat over uitoefenen. Een duidelijke politiek van balkanisering, die de toegang tot de strategische rijkdommen van Congo vergemakkelijkt.'83
Aan de van het bilan van Herstal en het bilan van Zelzate84 (eventueel nog ahv het bilan van Schaarbeek) zal ik aantonen in hoever “het revolutionair karakter” van de PVDA moet wijken voor “een zo goed mogelijk verkiezingsresultaat” om toch zeker een aantal “verkozenen” te hebben.

1Het bilan van Herstal én van Zelzate in één pdf-file (https://drive.google.com/file/d/0BxxjZ5SsLXstSXdFTm9WR1VzdVE/view?usp=sharing)
2Marxistische Studies nr 41, p. 83.
3 Omkeren – een dwarse kijk op Paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Spreken we over dezelfde modelstaat?” Jo Cottenier, op p.34
4Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “De logica omkeren”, p.55
5Conferentie voor ingenieursstudenten dd 7 maart 1999.
6Prof Herman Deleeck, Sociale Zekerheid en armoede in TVSZ nr. 3, 1996, pag. 457.
7Idem.
8Jef Maes in Aktief, jrg. 24 nr. 4, sept-okt. '99.
9Jaarboek Armoede 1997, pag. 112.
10Gezondheids-enquête 1997, Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid.
11Gielen P., De uitkering voor chronische zieken. Much ado about nothing. In Sociale correcties in de ziekteverzekering. Louckx F., Van Wanseele C., pag. 57.
12BIGE Compendium Gezondheidsstatistiek1999, Bevolking naar leeftijdsgroepen en geslacht, pag. 15.
13Vlaamse Federatie van Socialistische Gepensioneerden. Helft bejaarden heeft te weinig geld voor eten. Het Belang van Limburg, 19/11/1998.
14Minsterie van Sociale Zaken en Leefmilieu, Vademecum. Begrotingscontrole 1998, pag. 150.
15Heeren J., Thewys T., Seniorenvoorzieningen voor en na 2000, 1999, pag. 243.
16Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Sociale kwaliteit van het leven. Wie werd er beter van 20 jaar inleveren.” - Jo Cottenier, p. 59
17Jef Maes ABVV Studiedienst, 'Kost de sociale zekerheid teveel?', Aktief, jrg. 24 nr. 4, sept.-okt. '99.
18Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Sociale zekerheid: een tijdbom onder de financiering” - Harrie Dewitte, p. 86
19Prof.Roland M., toespraak Symposium GVHV, 04/12/1999.
20Tormans G., De fiscale en sociale franchise: doelstellingen en evaluatie,in Sociale correcties in de ziekteverzekering. Louckx F., Van Wanseele C., 1998, pag.20.
21Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen – PVDA-uitgaven 2000, “Een zieke die kan betalen is een patiënt, een zieke zonder geld is een profiteur” - Harrie Dewitte, p. 90.
22In 2050 zullen er 32% plus-zestigers zijn tegenover 20%.
23Pensioenspecialist Philip Neyt in Financieel Economische Tijd 24.04.'93
24De weg naar de XXIste eeuw, Regeerakkoord, Hoofdstuk 7 Een moderne sociale zekerheid.
25Id. Hoofstuk 6 De actieve welvaartsstaat.
26Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Je wordt maar beter niet oud “- Harry Dewitte, p.93
27Jaarboek armoede 1997, pag. 87.
28Soeltincx E. en Jacobs T., Kind en Gezin, Vijf jaar uit het leven van kinderen, 1992-1996.
29Barlow P., Haumont T., Deguelder M., Verloskundige en perinatale situatie van patiënten zonder sociale bescherming in Gevelarchitectuur van een welvaarststaat, Prof F. Louckx, VUB, 1995, pag.131.
30Prof Verhellen, RUG Gent, publiceerde in '94 een studie over zwerfkinderen in Europa, De Morgen 22/6/1996.
31Sioen P., Het jongerenkwartier, straatprostitutie in Brussel.
32Vrancken J., Geldof D., Van Menxel G., Armoede en sociale uitsluiting, 1998, pag. 41.
33De Brug naar de XXIste eeuw, Regeerakkoord, juli 1999.
34Gosuin, Min van Huisvesting en Bijstand aan Personen, De Morgen 23/12/1994.
35Vrancken J., Geldof D., Van Menxel G., Armoede en sociale uitsluiting, 1999, pag. 109.
36Vrancken J., Geldof D., Van Menxel G., Armoede en sociale uitsluiting, 1998, pag. 93.
37Vrancken J., Geldof D., Van Menxel G., Armoede en sociale uitsluiting, 1998, pag. 94.
38Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Bestaansminimum: het laatste vangnet” - Harrie Dewitte, p. 98.
39Voor nadere details zie Gerard de Sélys, Privé de Public, uitgeverij EPO, Brussel, 1995.
40Solidair, 8 december 1998, p.11.
41Le Soir, 12 december 1999, p. 2.
42Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Opgelet, privé-eigendom” - Thomas Gounet, p. 105.
43Perscommuniqué 24.09.'99.
44UNICEF, The State of the World's Children, Oxford 1998,p. 11; Human Development Report 1998, p. 2; Les Echos 18.06.'99.
45De Kloof tussen arm en rijk. Een NCOS/11.11.11 uitgave, 1999, p. 12.
46Aantal erkende vluchtelingen op 1.1.'98: 19.697. De Morgen 20.2.'99.
47DS, 10.2.99. De federale begroting bedraagt ongeveer 1.700 miljard BEF. Bron:Algemene Uitgavenbegroting.
48Human Development Report, 65-66.
49Worldshake folder 1999.
50Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, ''Vluchtelingen” - Peter Mertens, p. 145.
51Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Stel het probleem van gelijke rechten voor migranten zich nog wel?” - Eddy Maes, p. 151
52IBGE, La prévention et la gestion des décchets en région de Bruxelles-Capitale. Les déchets bruxellois en chiffres (1997), p. 3.1 – 3.3.
53'Positionering Vlaamse afvalstoffenbeleid tegenover omringende afvalmarkten', De Milieukrant, 1999, nr. 6, p. 2.
54OVAM, Huishoudelijke afvalstoffen: inventarisatie 1998, 1999.
55Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, MINA-plan 2000, 1989, p.136.
56Financieel-Economische Tijd, 22/9/99.
57'Interafval lance un rappel à l'ordre', Incidences, n° 160, 14/02/00, p. 1-2.
58Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Welke oplossing voor het afvalprobleem?” - Didier Bette, p. 162.
59Vranken J., Geldof D. & Van Menxel G., Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 1998, Acco, Leuven, 1998, p. 140.
60Vinckier L., 'Eigen huis? Een oplossing voor het woningvraagstuk of een politiek om de klassenstrijd te verlammen?', Marxistische Studies, nr. 30, april 1996, p. 51-53.
61Verledens, L., ' Sociale huisvesting, politieke huisvesting?', Trends, 1/7/99, p. 26-29.
62Vrancken J et al., op. cit.,p.139.
63'Een nieuw project voor Vlaanderen', Brussel, 8 juli 1999, p. 96.
64Vrancken J., Geldof D. & Van Menxel G., Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 1999, Acco, Leuven 1999, p. 146.
65VOB, 'Een nieuwe regering, een nieuw geluid? Aandacht voor huisvesting bij de regeringsvorming', VOB-nieuwsbrief, september 1999, p. 28.
66'La Wallonie manque encore cruellement de toits. Le 100.000e logement social wallons inauguré à Fayt-Les-Manage', Le Soir, 3/10/98.
6732.000 volgens Le Soir van 3/10/98 en 40.000 volgens L' Echo van 10/04/98. ('La Wallonie a enfin un vrai code du logement').
68Le Soir, 3/10/98.
69Van Dieren M., 'Logement: quand l'offre se fait attendre...', onbekende bron, 1996, p.5-8.
70VOB,op. cit. p. 13.
71Vrancken J., et al., op. cit. 1998, p. 139.
72Vrancken J., et al., op. cit. 1998, p. 109.
74Ongeveer 34.000 in het Brussels gewest, 47.000 in Wallonië en 54.000 in Vlaanderen -'Que serais-je sans toit', Vivre Ensemble, 1993.
75Eigen ruwe schatting op basis van: Goossens L., Thomas I. & Vanneste D., Algemene Volks- en Woningtelling op 1 maart 1991. Huisvesting in sociaal-econnomisch en geografisch perspectief 1981-1991, Monografie nr. 10, Nationaal Instituut voor de Statistiek, Brussel, 1997, p. 26.
76'Bescheiden project voor herinrichting EU-wijk', De Financieel-Economische Tijd, 19/6/98.
77'Wallonie Horizon 2004: rénover et mobiliser', Namen, juli 1999, p. 19-20.
78'Prioriteiten voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest', Brussel, juli 1999, p. 7.
79Renard P., 'Het water loop altijd naar de zee', Knack, nr. 6, 9 februari 2000.
80Vinckier L., 'Eigen huis? Een oplossing voor het woningvraagstuk of een politiek om de klassenstrijd te verlammen?', Marxistische Studies, nr. 30, april 1996, p. 52..
81Engels F., Over het woningvraagstuk, Socialistische Uitgeverij Nijmegen, 1970, p.33.
82Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Goed en goedkoop wonen is een recht!” - Thierry Warmoes, p. 173.
83Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 200, “Kabila ja, Kabila nee” - Ludo Martens, p. 181.

84Het bilan van Herstal én van Zelzate in één pdf-file (https://drive.google.com/file/d/0BxxjZ5SsLXstSXdFTm9WR1VzdVE/view?usp=sharing)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten