12-01-2016

1999: PVDA plant vanaf dan, elke “strijd”-campagne in functie van IMAGO-verbetering. Wat met haar revolutionair karakter dat mij deed toetreden in 1979?

Ik rapporteerde al in 07-01-16Waarom ik lid werd van de PVDA, “in het fabriek ging werken” enop basis welke ideologische opvattingen ik die keuzesmaakte hoe ik ideologisch tot de keuze kwam van een engagement in een (daar was ik TOEN, in 1979 zeker van overtuigd) communistische partij, de Partij van de Arbeid van België. Dit engagement hield in – zo had ik dat voor mij bepaald –, gaan werken als een productie-arbeider in een groot bedrijf. Voor de rest nam je – als vrijwillige keuze op basis van je verworven overtuiging – de diverse taken op als partij-militant. (aangepast aan je afgesproken statuut: “openlijk” of “niet-openlijk” - dat van mij was dus “niet-openlijk”)
Nadat ik 20 jaar als arbeider-partij-militant werkte (in feite toen 18 jaar omdat ik in 97 afgedankt was (maar dat is nog een ander verhaal) en nadat ik uiteindelijk sectorverantwoordelijke van de chemie was, werd na de als “nederlaag” geïnterpreteerde verkiezingsuitslag, de 'Resolutie Van 1999' in de Partij verspreid......:
In Augustus 1999 aan partijleden verstuurd: De Resolutie van 1999

07.08.1999, “Resolutie van het Centraal Comité over de verkiezingscampagne”

1. Het is niet normaal dat wij vandaag stagneren, na dertig jaar permanente aanwezigheid op het terrein, tien jaar na het hoogtepunt van de anticommunistische campagne, na de belangrijkste massastrijdbewegingen die België in heel zijn geschiedenis kende, nadat wij intens militeerden in alle strijdbewegingen en na wat waarschijnlijk de beste verkiezingscampagne was uit onze geschiedenis. Daarom moeten we stellen dat de verkiezingen een grote politieke nederlaag zijn voor de partij, waarin fouten tot uiting komen die we al vele jaren meedragen.
2. Alle bilanpunten uit de verkiezingen staan al in Partij van de Revolutie . We moeten analyseren waarom wij niet in staat waren te rectificeren en zelfs niet te assimileren wat een Congres had beslist, op basis van de centralisatie van vele rapporten en nota's. Dat stelt het probleem van de ideologische strijd voor de reële eenmaking doorheen de toepassing van de beslissingen in de concrete praktijk.
....enz.

In het begin was ik verward over die Resolutie. Aan de ene kant leek het alleen maar een bilan van een VERKIEZINGS-campagne, maar als je beter las bleek het een bilan (en kritiek) op de WERKING van de partij, als communistische partij (“Partij van de Revolutie”) IN HET ALGEMEEN en in AL ZIJN FACETTEN, op basis van een als “slecht” of als “nederlaag” beoordeelde VERKIEZINGS-uitslag. Hierbij werd dan het 5e congres zogezegd als referentie gepakt.

Ik formuleerde VOOR 1999 reeds, ook kritieken (en zelfkritieken) over partijwerking op basis van o.a. 'Partij van de Revolutie'
Nu, Ik had ook kritieken op “de partijwerking” en op “de kaders” waarbij ik (o.a.) “De Partij van de Revolutie” (=5 congres-documenten) als referentie gebruikte, NIET op basis van een VERKIEZINGS-uitslag maar op basis van de ontwikkeling van partijwerking in de arbeidersklasse en haar impact op het bewustzijn van de arbeiders, ..... of toch MIJN analyse hiervan. Ik bekeek zelfkritisch ook mij eigen engagement op deze manier. In mijn tekst van 2006 (ik ben in 2005 uit de partij gezet), “Revisionisme inde Europese Communistische Beweging 26-5-2006”, staan (ik geef de bladzijden aan) verschillende stukken uit enkele rapporten.

Op. 23 : ... rapport op 29/10/1997: “Betreft: situatie in chemie-Antwerpen”

Mijn punt is dat het grondprobleem is het onderschatten van de rol van een communistische partij in de weg naar de revolutie, het onderschatten van het planmatig en strategisch werken om én partijleden te recruteren én de uitbouw van een transmissie naar de massa, het eenheidsfront in het geval van de wereld van de arbeid, “de vakbond(en)” Dit laatste moet door de partij des te ernstiger gebeuren en met meer daadwerkelijke initiatieven en tijdsbesteding naarmate dat eenheidfront door de andere acteurs (de vakbondsstructuren en -verantwoordelijken op allerlei niveau) wordt ondermijnd.
Dus het gaat niet simpel: “hoe recruteren voor de partij”, maar ook de mensen een perspectief geven, hoe ze voor sommige collega's openlijk maar voor de meeste collega's, clandestien kunnen werken, hoe ze kunnen een voorhoederol kunnen spelen zonder zich ‘te verbranden’ (want ze moeten ook proberen in de respectievelijke vakbondsmilitantenkernen geraken), hoe ze kunnen naast mensen opsporen voor de partij, ook meehelpen aan de (her-)opbouw van het eenheidsfront, en hierbij toch de principes van Partij en Front respecterend, en dit dan nog in de twee ( drie?) vakbonden. Uiteindelijk moet er een celstructuur worden opgebouwd, waar de celleden zich thuisvoelen, waarvan ze echt voelen dat het het centrum uitmaakt van hun leven.
Dit gaat gepaard met grote moeilijkheden, weerstanden, discussie, politieke en ideologische strijd, met fouten e.d. Als men geen besef heeft waar men mee bezig is, gaat men die problemen oppervlakkig analyseren, korte termijn oplossingen doorvoeren, en louter vormelijk werken. Er zijn al ontelbare herschikkingen en organigrammenveranderingen geweest, maar zonder echte serieuze politieke analyse. Als er al een politieke analyse was, was die beïnvloed door lokalisme (de chemie-sector op provinciaal vlak bekeken en niet als belangrijk recruterings-terrein voor toekomstige kaders - chemiearbeiders zijn goed geschoolde arbeiders - en in een sector die nationaal en op wereldvlak belangrijk is en steeds meer belangrijker wordt na de klappen in staal, non-ferro, automobiel...) …


kaderpolitiek, op 30/12/1997:
“In vorige rapporten sprak ik van economisme en spontaneïsme bij J.(Joris Van Gorp dus....,NICO) Ik denk dat, àls ik mijn kritiek nu op het kader moet samenvatten het is: volgens mij heeft hij als kader niet “de ambitie om de partij te leiden”. Dit is was nochtans wat ieder hoger kader zich moet eigen maken: Hij moest zijn kadertaak aanpakken “alsof hij daarmee zelf verantwoordelijk was voor de leiding van heel de partij” (Dit was de lijn van het 5de congres, NICO). Welnu ik vind dat J. zijn taak minimaliseert en ook de geuitte kritiek op hem. Hij ontkent de kritiek niet maar door zijn manier van de kritiek ‘te aanvaarden’ reduceert hij het tot iets minder belangrijks. Hij vatte zijn bilan over zijn werking als CLV-leider (CLV = Celleidersvergadering,NICO) samen met een ZK (= zelfkritiek, NICO): dat hij “een wantrouwen had tegen de capaciteiten van bepaalde militanten”. Maar dat is geen antwoord op mijn kritiek dat hij totaal geen strategisch plan had, geen celplannen als prioriteit stelde en daarom geen echte leiding gaf aan de uitbouw van VAC’s. (“Vereenvoudigde Arbeiderscellen, een concept vanuit het 3de congres, herbevestigd op het 5de congres, NICO)
Ik maakte onlangs een provinciale-leidingsvergadering mee waar het werk in de chemie werd besproken. Vooraf had J.B. (Jef Bruynseels, NICO) aan (bijna)iedereen een stapel teksten bezorgd waarin kritieken op die werking (en dus impliciet ook kritieken aan J) Normaal zou J toch een schriftelijk antwoord daarop moeten schrijven. Hij moet toch op zijn minst zichzelf verdedigen tegen kritiek!
Het enige wat hij zei was: ik ben inderdaad economistisch en spontaneistisch geweest. Maar hoe konkreet vind hij dat, is hij het gewoon eens met de geuitte kritiek, is het een afwijking (als hij er mee akkoord is dat die er is) die er al langer is, of is er een positieve of negatieve evolutie, vanuit welke politieke opvattingen bij hem denkt hij dat die afwijking komt, en hoe denkt hij eraan te werken.
Door gewoon mondeling te erkennen: ik was economistisch en spontaneistisch maakt hij er zich gemakkelijk vanaf en laat gewoon de kritiek van zich af glijden.
Want ik verwacht nu een strategisch plan (op basis van zijn eigen kritisch bilan) hoe hij de werking in de chemie nu ziet (hij moet het jonge kader W daarbij leiden!!) Een onderdeel van dat strategisch plan is de sectorlijn (mijn verantwoordelijkheid én al naar hem opgestuurd met de vraag het te verspreiden en te bediscuteren) Zijn antwoord nu is aan mij: “Je verwacht toch niet dat ik dat ga herschrijven.” Dat is verdraaien en minimaliseren van zijn taak. Hij moet inderdaad in staat zijn mijn sectorlijn kritisch te bekijken en aan te geven: of het een antwoord geeft aan bepaalde problemen bij arbeiders en sindikalisten, of het globaal juist is (natuurlijk geen details! Dat begrijp ik ook wel) en een aantal kritieken daarover aan mij te formuleren.
Na een discussie zei hij gewoon: “Ok, dan zal ik mij met B. (BASF-Antwerpen, NICO) bezighouden!” Dat is weer het minimaliseren van zijn taak. (trouwens, ik ben het daar niet mee eens!)
Ik vind gezien het belang van B, als bedrijf, de grootte, de uitstraling (zijn kaders nemen altijd hoge functies in in de Sira en de FIC en worden vaak geïnterviewd), het is een testcase voor het reformisme in de vakbond en het anti-syndicalisme van het chemie-patronaat; gezien dat belang dus vind ik dat W (Ward Coegegrachts, NICO) naast zijn taak als provinciaal STA-verantwoordelijke (Secteur du Travail- Sector van de Arbeid, NICO), voor de chemie in A (Antwerpen,NICO) hij zich ook specifiek bezig moet houden met de uitbouw van een VAC op B. Hij zal ervaringen in opdoen voor zijn taak, ervaringen die hij als ‘begeleider’ kan gebruiken naar VAC-uitbouw in andere chemie-bedrijven.(...)
OPM.: Bovenstaande bedenkingen over J. had ik neergeschreven VOORDAT ik het zelfkritiekrapport had gelezen van J. Ik had dat nooit gehad. Ik heb (nu net gekregen!)het gelezen en dus gemerkt dat hij duidelijk (en geschreven) een zelfkritiek maakt.”

p.29: 21/02/99 volgend rapport: “ Betreft: Mijn mening over de te stellen taken van de partij in de chemie-sector”
“De mensen weten het allemaal wel” In die uitspraak ligt volgens mij het hoofdprobleem in de scheikunde-werking besloten. Volgens mij is dat hoofdprobleem de reformistische afwijking.
Zowel L als E zijn partijleden of bijna partijleden (werkzaam als arbeider én vakbondsafgevaardigde in de chemie,NICO), zij hebben gekozen voor de weg van de revolutie. Maar alle dagen moeten ze opboksen tegen hardnekkig reformisme. Bij de hele werking in de chemie heerst dat probleem volgens mij,aangezien wij, gezamelijk, E met zijn reeds lang bekende probleem van sluimerend reformisme niet konden helpen. Zelfs als hij op een bepaald moment dat probleem erkent en steun en begeleiding vraagt, slaagden wij er niet in om die aan hem te geven. Ook ik ben er enigsins door beïnvloed. Er is veel feiten-materiaal over de scheikunde. En er zijn redelijk materialistische analises van de problemen van de sektor. Maar ze vertrekken van het klassestandpunt van de kapitalisten.
Veel arbeiders, bedienden en sindikalisten (en dus ook partijmilitanten) uit de sector zijn beïnvloed door de drie groeijaren in de chemie('87,'88,'89). Even leek het er zelfs op dat het aantal werkplaatsen toenam en het patronaat kwam relatief gemakkelijk met loonsverhogingen af. Voordat de groei erg daalde, kwam de val al van het socialisme in Oost-Europa. Ideologisch al moeilijk te verteren door communisten, vooral als ze werken in een reformistische omgeving.
Maar voor de chemiesector betekende dit (tijdelijk) een groei: uitbreiding van marktaandelen, productieeenheden, privatisering... Daarna kwam de groei in Azië. De scheikunde-reuzen leken onaantastbaar. De strijd tegen flexibiliteit, voor behoud van loon en van de job werd geremd door de dreiging van de lage loonlanden in Azië. En cijfers van het patronaat gaan ook over de zogenaamde loonkost die zo hoog is. In een sector waar de arbeiders relatief meer verdienen dan hun collega's in andere sectoren, zullen zulke argumenten wellicht remmend op de strijdbaarheid of op de strijdperspectieven.
Een ideologie van bedrijfscultuur deed schijnbaar dan nog eens bij vele arbeiders de strijdbaarheid dalen. Of hadden de ‘linkse’ delegees daarvan toch de indruk, hetgeen dan weer woog op hun eigen ideologie.
Ik zelf ging teveel uit van de door cijfers en feiten uitgebouwde analyses die aangeboden werden door het chemiepatronaat. En zelfs al toon ik met cijfers en feiten aan dat het kapitalisme veroordeeld is en het socialisme noodzakelijk (als ik daarover vorming gaf aan chemie-arbeiders waren ze daarover redelijk enthousiast) dan kan het toch een vorm van reformisme zijn door in een sectorlijn daar alleen in te blijven steken.
De chinese KP had ook een lijn van “kapitalisme is veroordeeld en socialisme moet opgebouwd” (ik heb het hier over het China van de jaren '20, NICO). Maar door geen concrete analyse te maken van al de spelers en tegenspelers in China hierbij, bleef de Chinese KP in Shanghai alleen maar bezig met het organiseren van arbeiders en het leiden van stakingen en opstanden. Mislukkingen en nederlagen deden bij sommigen de mening onstaan van “er valt toch niets aan te doen, het socialisme in China is in eeuwen nog niet mogelijk”.
Maar Mao trok twee jaar door het platteland en maakt een klasse analyse van 80% van de bevolking en kwam zo tot concrete richtlijnen voor de komende jaren in de richting van de revolutie.
Kautsky maakte heel materialistische analyses (bijvoorbeeld over het Christendom), toch bleek hij uiteindelijk in zijn praktijk (en later ook in zijn standpunten) een reformist.
Om mobiliserend, eenmakend en organiserend te werken moet die analyse ook uitgaan van de posities van de reformisten, de houding van de massa (voorhoede middengroep en achterhoede) en de taken stellen voor de partijmilitanten in de sector. Deze kans wordt nu geboden door de nota's in verband met de discussies met L en die in de eenheid.
(..)
Ik denk dat ook de delegees en arbeiders(ik heb het hier over partijleden en/of dichte sympatisanten,NICO) zich teveel lieten doen door de burgerlijke analyses. Men komt met een linksere analyse maar die soms niet het reformisme overstijgt. Wij moeten, met dezelfde cijfers en feiten, echter aantonen dat het kapitalisme een rem wordt, dat revolutie en het socialisme noodzaak wordt en hoe wij stappen kunnen zetten daar naar toe, hoe wij ons bondgenoten maken, hoe wij onze tegenstanders kunnen bestrijden, hoe de dialectische band tussen groei van de partij en groei van de massa's betrokken in de strijd (en de daarbij behorende fronten) in de realiteit kan worden waar gemaakt.
Ook worden de militanten die in de scheikunde werken, niet eengemaakt door een marxistische analyse van de chemie en de werking van de partij in de chemie, welke taken er zijn, welke prioriteiten, welke de belangrijkste problemen. Dit zou echter moeten leiden naar een werkplan die juist de belangrijkste problemen aanpakt. Vervolgens moet er eenheid over zijn en moet de hele werking er op uit zijn om die belangrijkste problemen op te lossen.
In de periode 86-95 waren er regelmatig toenaderingen naar (of zelfs toetredingen in) de partij van chemie-arbeiders. Verschillenden haakten weer af. Volgens mij komt het omdat wij met onze analyse en strijdstrategie niet genoeg weerwerk gaven tegenover de invloed van de burgerlijke en reformistische analyse en -strategie. Als de enige oplossing van problemen er in bestond gewoon “meer te doen” (activisme) trad er na een tijd “vermoeidheid” op bij die beginnende militanten. Volgens mij door gewoon een gebrek aan duidelijk revolutionair perspectief aan ons werk in de sector. Het bleef bij algmene richtlijnen en het opvolgen van nationale campagnes.
Er is dus ook een afwijking in het activisme. Op momenten dat we beseffen dat er problemen zijn wordt er even gediskuteerd, practische besluiten gemaakt die uiteindelijk vaak neerkomen op niet veel meer dan “meer enquetes” “buiten het vast kringetje van simpas treden”......

P.40 Een rapport verstuurd op 30/8/02 en gericht aan Nadine Rosa-Rosso, Peter Mertens en Boudewijn Deckers1:

Ik denk dat er een soort formalisme heerst. Om uitsluitsel te geven in een bepaalde diskussie, wordt gewoon pro forma teruggegrepen naar het meest recente partijdocument, waar dan eclectisch uit geput wordt.(ik noem dat formalisme: men is `pro forma` in orde met de partijlijn, zonder dat men zoekt en zoekt in partijdocumenten om een echte oplossing te vinden voor een probleem) Die richtlijnen worden dan volgens mij te weinig concreet gebruikt op de situatie in X, maar
eerder dogmatisch toegepast. Het formalisme uit zich ook in het organiseren van partijwerking ( handtekeningen, paaseieren, peters,....) als nationale
partijcampagnes zich aandienen ( om `pro forma` in orde te zijn met het ontwikkelen van activiteiten rond die nationale partijcampagnes) Dit `formalisme` uit zich ook in , volgens mij een verkeerd besef van prioriteiten. (...)
Er heerst volgens mij ook activisme en economisme, als men zich, wat betreft partijwerking, laat leiden door wat er toevallig gebeurt ( zolang er `niets` gebeurt, blijft dan alles op een laag pitje staan): een betoging van de fascisten, een proces in X, een ontslag van een delegee bij R, een staking bij K...... Het economisme uit zich in het `volgen van de gebeurtenissen`. Het activisme is dan vaak nog een `gezonde` reactie op `Dat en dat gebeurt, hier MOETEN WIJ TOCH iets rond doen.`
Maar zonder plan en later een bilan om daarna weer een nieuwe planning te enten, is het volgens mij een (weliswaar bewonderenswaardige) verspilling van communistische energie. (...)
Het (zoals ik het noem) formalisme is de hoofdoorzaak en dit wordt `beschermd` door het activisme en economisme waardoor strijd tussen 2 lijnen niet gevoerd wordt. Dit formalisme uit zich ook in een oppervlakkige `strijd tussen twee lijnen` en in oppervlakkige besluiten en bereikte eenheid.
(...)
Het formalisme wordt ,volgens mij, doordat er ook activisme en ecomomisme is, niet bestreden, zelfs niet herkend, en dus eigenlijk `beschermd`. Het activisme, (zonder plan erin vliegen en geen bilan achteraf maken), het economisme, (het `volgen` van wat er aan strijd is en eerder `meedoen` dan de leiding verwerven en op een hoger nivo brengen en organisatorisch de partij versterken), hebben geen baat bij het bestrijden van het formalisme. Er zullen alleen `wrijvingspunten` en `meningsverschillen` bestaan. Daar gaan alleen de discussies over en dit is volgens mij dan geen strijd tussen twee lijnen: te oppervlakkig onderzoek naar wat er achter bepaalde opvattingen zit, discussie niet goed voeren, afbreken met ` nu moeten we wel iets doen en niet blijven diskuteren want de mensen willen iets doen die laten we in de kou staan.` Maar wat gaan we doen, en zijn we het daarover eens, en is er een plan?
Of:` Je hebt gelijk, maar ik wil/kan die verantwoordelijkheid er niet bijpakken, ik moet al zoveel doen en kan dat er niet meer bijpakken`
Zo komt men tot patstellingen, tot eerder een stopzetting van de discussie, eerder dan tot een eengemaakt besluit. Over de fond van de zaak wordt niet meer politiek gediscuteerd ( los van persoonlijke voorkeuren, tijdbestedingen, taken die men tot dan heeft)
Een partijeenheid waar geen strijd tussen twee lijnen gevoerd wordt ( bij de meest wezenlijke beslissingen die moeten worden genomen) werkt niet zoals een statutaire eenheid. Er dreigt een gevaar van breuk met de communistische werkstijl. De betrokken eenheid wordt zo geen eengemaakte eenheid die collectief de schouders zet onder de uitvoering van de bemaakte besluiten. Er komt geen duidelijke verantwoordelijkheid van de verschillende militanten en er is geen `toetssteen` om die te evalueren. Omdat de besluiten eerder het karakter hebben van compromissen, zal er ook geen begeleiding zijn van de militanten bij hun taken, geen opvolging en zal er ook geen echter verantwoording gevraagd worden als men zijn taak niet naar behoren vervuld.
Bijvoorbeeld (..;)...
Dat formalisme is een vorm van of kan leiden tot reformisme Ik zie in dat `formalisme` een bij het reformisme aanleunende opvatting: de beweging is alles, het doel is niets ....de formele richtlijn is alles, organisatie is niet nodig. ....De partij is het alwetend centrum, de massa is niet echt nodig, moet niet actief zijn of zal toch niet echt actief worden of is soms actief (en dan moeten we er zijn) maar daarna plooien we ons op onszelf terug.
Politieke grondoorzaak, volgens mij: gebrek aan dialectisch en historisch materialistisch inzicht over de noodzaak van de revolutie en de de taken van de communisten naar die revolutie toe in elke periode. Daardoor ontaardt het partijlidmaatschap in iets voluntaristisch, in iets suivistisch, in` als je goed afziet dan is het goed`, in als je formeel redelijk in orde bent met de objectieven dan is het goed. Hierdoor wordt partijlidmaatschap een routine, een jaarlijks wederkerend rondje van kampagnes. Doordat men formeel in orde is, zijn de omvorming van wereldopvatting, bilans maken en planning niet meer nodig.
(Concreet voorbeeld .....)
(....)
Ik voel mij bevestigd door wat ik haal uit de Resolutie.....:(hier heb ik het over Resolutie van 1999,NICO... ik probeerde die dus op een positieve manier te bestuderen en als richtlijn te assimileren) :

....Politiek en tactiek
...Vaak ontbreekt het ons aan een diepe overtuiging, maar we hebben ook te weinig tactische capaciteiten, om op het gepaste moment, onze overtuiging stap voor stap door de massa`s te laten begrijpen. En er is een band tussen de twee. Enerzijds moeten wij de diepgaande, doorleefde overtuiging hebben dat alleen de communistische partij de massa1s naar hun bevrijding kan leiden en dat enkel de socialistische revolutie een oplossing biedt aan de problemen van het
kapitalisme. Anderzijds moeten wij objectief luisteren naar de huidige overtuiging van de massa`s, enqueteren wat hun reële standpunten zijn, wat hen raakt en dan standpunten en voorstellen bepalen die het ons mogelijk maken hun vertrouwen te winnen die hen in staat stellen een stap in onze richting te zetten.
...Enerzijds zijn onze analyses niet grondig genoeg om uit te komen bij een juiste oriëntatie. En je mag het analysewerk in geen geval minachten onder het mom dat het ‘ in ieder geval intellectualistisch is, en buiten de klassenstrijd en de praktijk staat...’ Anderzijds zijn wij niet genoeg gericht op de gewone praktijk onder de massa's.
(...)
Nu staat er in de Resolutie, die relatief actueel is, een bilan van recente partijwerking nav van de recente verkiezingen in 99. Maar in het begin staat vermeldt dat de conclusies en de analyse gewoon een herneming is van wat er in “Partij van de Revolutie” staat. Aangezien dat boek het resultaat is van maandelange collectieve studie, amendementen en enkele weekends diskussie en strijd tussen twee lijnen, lijkt het mij aangewezen dat wij in onze discussie over partijinplanting dat boek als basis en referentie en studie te nemen.

p45 ...Aan: Redactie en Nadine - Datum 27/04/2003 Nav: interview met Nadine in Solidair, bedoeld als mobilisatie voor de verkiezingen. De redactie/partij vroeg
reactie hierop! Dit was dus zowel verstuurd als “lezersbrief” en als rapport.(Ik richt mij hier tot Nadine omdat zij als hoogste verantwoordelijke kader in rang was – Algemeen Secretaris, NICO)

«MARIA» is geen partij, «RESIST» is geen partij, maar probeersels om genoeg stemmen te hebben voor een verkozen positie. Het is voor een deel misleiding van «je stemt niet voor de PVDA, maar toch radicaal». Het is verspilling van energie. Die verkozen posities gaan ze toch niet halen. Dan stem ik liever voor de PVDA, voor een duidelijke PARTIJ met een revolutionair programma, ook al halen ze (op dit moment) met nog geen mogelijkheid, verkozen posities.
Moet men zich schamen dat men eigenlijk voor de PVDA wil stemmen? Ik stem al jaren voor de PVDA, maar voel mij niet geroepen om voor MARIA of voor RESIST te stemmen.
In Schaarbeek is een groepspractijk van Geneeskunde Voor Het Volk, leven in de buurt een heleboel nationale kaders, men kwam op onder «CLAIRE» bij vorige verkiezingen, en was er een bijeenkomst van 800 man ... toch maar 500 stemmen.
Al dat potentieel op de lijst RESIST waarom niet op een antikapitalistische lijst ?
Het verzet tegen de oorlog primeert”, (daarom de lijst RESIST ipv de PVDA?) maar men vergeet dat het KAPITALISME leidt tot oorlog en dat het DAT is wat de mensen moeten inzien. “Het verzet tegen privatisering en sluitingen en medeplichtigheid van overheden daarbij (Natuurlijk! Want het gaat om een kapitalistische staat en dus idem overheid) primeert” (daarom de lijst MARIA ipv de PVDA?). Maar het is het KAPITALISME dat naar meer uitbuiting en daling van het arbeidsloon leidt (en DAT is wat privatiseringen en sluitingen o.a inhouden!)
Dus moeten de verkiezingen gebruikt worden om de mensen te laten kiezen voor antikapitalisme (op basis van ordewoorden en concrete alternatieven die afzonderlijk weliswaar onder het kapitalisme te verwezenlijken zijn maar dan op basis van hevige klassenstrijd die een antikapitalistisch karakter heeft en GEZAMENLIJK eigenlijk SOCIALISME veronderstellen) ZO wordt het bewustzijn verhoogt van de mensen.
De redenering die Nadine volgt in haar interview : «Deze campagne speelt zich af in een uitzonderlijke situatie…. (..)”
Bedenkingen
De «uitzonderlijke» en «moeilijke» situatie waar Nadine naar verwijst. In feite komt het neer op het feit dat de PVDA o.l.v. Nadine, in deze verkiezing geen echt programma heeft dat antikapitalistisch is (zie de gekleurde verkiezings-SOLIDAIR) en dat concreet vertaalt naar de actuele situatie van oorlog en opbouw van het staatsapparaat Europa. Het punt socialisme ipv kapitalisme is OMZEILD door «steun aan het socialisme»... in de bestaande socialistische
landen.
Roberto D`Orazio is voor Nadine geen communist... Maar hij leidde toevallig wél de Beweging Voor Vakbondsvernieuwing die een uitgebreider programma heeft dan dat waarmee de PVDA naar de verkiezingen gaat. Dat programma zette het alternatief socialisme in het strijdprogramma tegen het kapitalisme.
Daarom (het feit dat zij geen echt communistisch verkiezingsprogramma heeft) dat de partij «front moet vormen» op het niveau van standpunten «tegen de oorlog» en «tegen de gevolgen voor de werkmensen die die oorlog meebrengt» Dat komt neer op het feit dat de partij zijn leidende voorhoedepositie verlaat en «neerdaalt» tot het niveau van de «elementaire beweging». Dat is wat Lenin economisme noemt.
Nadine bewijst zélf dat het “afdalen is tot het spontaan niveau” want dat niveau is «tienduizenden die het geloof in het systeem hebben verloren….80% dat tegen de oorlog is en al die mensen die nu de mythe van de vrede doorzien die na de verdwijning van de SU gecreëerd werd…. »

Ik had wel een ander standpunt inzake “rectificatie volgens de lijn van het 5e Congres” dan de Resolutie van 1999
Waar ik dus in de bovenstaande rapporten vooral de strijd aanbond tegen en kritiek uitte op ontwikkelingen van “spontaneïsme”, “formalisme” en “economisme”, was dit geheel in lijn (dit haalde IK toch uit “Partij van de Revolutie”) met de “rectificatie-campagne” van het 5e congres.
In een volgend artikel zal ik de Resolutie van 1999 bespreken, aangezien ik in deze resolutie, voor het eerst in de Partij, een in vraagstelling zag van een revolutionaire strategie en de overeenkomstige “leninistische” partijopvatting. (en dat was juist waar “Partij van de Revolutie” tegen WAARSCHUWDE; dacht ik toch...) Ik maakte die bedenkingen niet meteen in 1999, maar in de loop van de jaren 2001-2004.
Ik zag mezelf hierin bevestigd in 2004. Toen werd (ook in een bilan van een als “debacle” beoordeelde verkiezingsuitslag) duidelijk TERUGGEGREPEN naar de Resolutie van 1999. Dit werd gekoppeld aan in feite het opgeven van het voorhoedekarakter van de partij en het opgeven van een revolutionaire strategie en zich afstemmen op op een zo groot mogelijk aantal stemmen bij verkiezingen (en het halen van verkozenen).
Ik kreeg zoals gezegd NOOIT een direct antwoord op die verschillende rapporten. (behalve een zogenaamd “globaal” antwoord op “een stapel van rapporten”... geformuleerd door door de nationale leiding aangeduide basis-militant(!!!): Hoe de rapporten van N analyseren: herwerkte tekst na discussie op poolleiding L" van 27 Okt.2003 ... uiteindelijk leidend naar mijn uitzetting UIT de PVDA. Ik analyseerde DIE ontwikkelingen al in een reeks artikelen onder de titel In 2004, manipulatie door Boudewijn Deckers-fractie (PVDA), om te kritische leden politiek en organisatorisch te elimineren en zo revisionisme te beschermen. 
 Ik beschrijf hierin hoe in tegenstelling tot mij, de Resolutie van 1999 HAAR visie geeft op “rectificatie volgens de lijn van het 5e congres”.


1Nadine Rosa-Rosso leidde toen de PVDA als Algemeen Secretaris en hadden samen met nationale kaders Peter Mertens en Boudewijn Deckers de toekomstige VERKIEZINGS-campagne ingeleid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten