09-01-2012

Peter Mertens, waardig opvolger van Karl Kautsky en Emile Vandervelde.

Peter Mertens, auteur van “Hoe durven ze?...” (EPO, december 2010), is in zijn boek een kleinburger, die droomt van een ideale maatschappij, maar die niet van plan is een strategie te ontwikkelen om daar te komen. Hij droomt in termen van “algemeen aanvaarde” definities (“socialisme”...) die in zijn droom wellicht “een andere invulling” krijgen, maar is daar tegelijk héél vaag en héél algemeen over. Hij stelt ook niet een strategie voor om daar zo snel mogelijk te geraken.
Hij analiseert NIET scherp(hij beschrijft slechts aan de hand van een inderdaad indrukwekkende feitenkennis), hoe de huidige maatschappij in handen is van één klasse en hoe die erop gericht is om de andere klasse onder controle te houden, zodat de uitbuiting van de arbeidskracht waarop de hele maatschappij is gebaseerd “eeuwig zou blijven bestaan”. Door niet duidelijk te stellen hoe de “onteigening” plaatsheeft, wordt ook de “strategie” - “de onteigening van de onteigenaars” - louter een frase (en zeker over het noodzakelijke geweldadige karakter ervan wordt om zijn bevriende kleinburgers en reformisten niet af te schrikken, gezwegen). Er wordt geen duidelijk concrete betekenis aan gegeven, zelfs niet aan wat “onteigening” concreet inhoudt:

(D)e “superklasse”van the few (...) onteigent de mens zijn arbeidskracht en participatie, zij onteigent de natuur haar herstelkracht. Zij onteigent en onteigent tot in de verdoemenis. Wat moeten we doen? We kunnen niet anders dan de industriële en financiële reuzen de “natuurlijke en onvervreembare rechten” die ze vandaag claimen, afhandig maken. De onteigening stoppen om van de levensaders van onze economie publieke sectoren te maken, om mensen echt inspraak te kunnen geven, om de samenleving te laten draaien rond publieke en ecologische doelstellingen. De democratie van morgen start met de onteigening van de onteigenaars1

Socialisme is voor hem allereerst een opsomming van de meest ideale “hervormingen”, gerealiseerd op de meest ideale manier. Zo wordt het socialisme iets wat tijdens het kapitalisme voor een beetje en stap voor stap - door voor de verschillende hervormingen te strijden - te realiseren is. Dat wordt toch gesuggereerd.

Socialisme 2.0 zal moeten vertrekken van de mensenmaat. Waar de dingen die tellen, gegarandeerd zijn. Een fatsoenlijke baan bijvoorbeeld, en vrije tijd om je te ontspannen en te ontwikkelen. Een goede gezondheidszorg. Een veelzijdig onderwijs dat stimuleert in plaats van selecteert. Een waardig pensioen op een gezonde leeftijd. Een goed betaalbaar dak boven je hoofd. Een veilige omgeving. Banken die het spaargeld goed beheren. Inspraak in de wijkmaar ook in de prioriteiten van de samenleving. Een justitie die elkeen beschermt. Gelijke rechten en mogelijkheden voor mannen en vrouwen. Vrije meningsuiting, met persvrijheid, vrijheid van vergaderen en bijeenkomst. Maar ook de vrijheid van geweten, door een effectieve scheiding van kerk en staat. En tenslotte een economie in harmonie met de natuur, die de planeet niet uitput, maar de natuurlijke krachten respecteert.2

In zijn totaliteit, in zijn volledige realisatie (Hoe, daar hebben we het raden toe – er is alleen sprake van een vage, onduidelijke “onteigening”) is socialisme iets “boven de klassen” een geheel van normen en waarden:

Wij hebben socialisme nodig, niet alleen op de akkers van de herverdeling, van rechtvaardigheid, solidariteit en vrede. Wij willen naar het gehele, naar de kern. We hebben een integraal socialisme nodig, met democratie, inspraak, vrijheid, veiligheid, duurzaamheid, creativiteit en welvaart.3

Demokratie” wordt zo voorgesteld als een waarde die boven de klassen staat.
Zo wordt de “diktatuur van de burgerij” niet geplaats tegenover de “diktatuur van het proletariaat”. Wel vreemd voor iemand die zegt zich te baseren op het marxisme, aangezien Marx zelf stelt (waar hij wordt aangehaald door Lenin in “Staat en Revolutie”):

Wat mij betreft – niet aan mij komt de eer toe het bestaan der klassen in de moderne maatschappij of hun onderlingen strijd te hebben ontdekt. Reeds lang voor mij hadden burgerlijke geschiedschrijvers de historische ontwikkeling van deze strijd der klassen en burgerlijke economen: de economische anatomie van de klassen in beeld gebracht. Het nieuwe dat ik er aan heb toegevoegd bestond in het leveren van het bewijs 1. dat het bestaan van de klassen alleen verbonden is aan bepaalde historische ontwikkelingsfasen van de produktie; 2. dat de klassenstrijd noodzakelijkerwijze tot de dictatuur van het proletariaat leidt; 3. dat deze dictatuur zelf de overgang vormt naar het opheffen van alle klassen en naar een klassenloze maatschappij.4

Trouwens is Marx (en is Lenin) héél duidelijk in wat “socialisme” is.
Lenin (in “Staat en Revolutie”):

het wetenschappelijke onderscheid tussen socialisme en communisme is evenwel duidelijk. Wat gewoonlijk socialisme genoemd wordt, duidde Marx aan als 'eerste' of lagere fase van de communistische maatschappij.5

En hij haalt Marx zelf aan waar hij schrijft:
....'Tussen de kapitalistische en de communistische maatschappij', zo vervolgde Marx, 'ligt de periode van de revolutionaire verandering van de ene in de andere. Daarmee komt ook een politieke overgang overeen, waarin de staat niets anders kan zijn dan de revolutionaire diktatuur van het proletariaat.'.....6

De conclusie van Lenin, die Peter Mertens ook kent....maar waar hij liever niet over spreekt om zijn bewonderaars die vastzitten in reformisme of één of andere kleinburgerlijk idealisme niet af te schrikken:

Deze gevolgtrekking berust bij Marx op de analyse van de rol die het proletariaat in de moderne kapitalistische maatschappij speelt, op de gegevens over de ontwikkeling van deze maatschappij en over de onverzoenlijkheidvan de tegenstrijdige belangen van het proletariaat en de bourgeoisie.
Vroeger werd dit vraagstuk aldus gesteld: Om zich te bevrijden moet het proletariaat de bourgeoisie omverwerpen, de politieke macht veroveren en zijn revolutionaire dictatuur instellen.
Nu echter wordt de kwestie iets anders gesteld: De overgang van de kapitalistische maatschappij, die zich naar het communisme ontwikkelt, is niet mogelijk zonder een 'politieke overgangsperiode” en de staat van deze periode kan niets anders zijn dan de revolutionaire dictatuur van het proletariaat.7

En blijkbaar wordt die ideale maatschappij opgebouwd binnen de grenzen van een huidig internationaal erkende staat (bijvoorbeeld België – of misschien ook Luxemburg? – en kan dat zonder véél strijd gebeuren, dus is België – of misschien ook een land als Luxemburg? – blijkbaar voldoende afgeschermd en internationaal geïsoleerd tegen mogelijke interventie vanuit.”de rest van de imperialistische wereld” waar die ideale maatschappij nog niet bestaat. Maar moet de produktie van de noodzakelijke en vitale maar ook van de meer “luxe-” produkten dan helemaal BINNEN dat land gebeuren (zonder import van grondstoffen)? Dan moet België (zolang die ideale “socialistische” maatschappij nog niet mondiaal reeds helemaal gerealiseerd is) zelf volledig instaan voor grondstoffen, produkten voor voedsel en ander gebruik?...zonder dan nog te spreken over boycott, sabotage, geweldadige interventie tegen het socialisme in België.
Of anders gaat Peter Mertens uit van de ideale situatie (in zijn droom) dat de nieuwe maatschappij reeds mondiaal bestaat? Maar hoe is de weg dan daar naar toe? Daarover geeft Peter Mertens geen antwoord.

Hoe krijgen mensen meer grip op hun woon-, werk- en leefomstandigheden? Hoe zorgen we ervoor dat ze werkelijk iets te zeggen hebben in die levenskeuzes? Er zullen nieuwe democratische vormen moeten komen om dat te realiseren.
Op het vlak van het parlement betekent dat bijvoorbeeld:
  • een parlement dat de begroting opmaakt niet vanuit het dictaat van een of andere Europese Commissie maar vanuit de participatie van de parlementsleden zelf, die daarover ook zelf verantwoording afleggen en controle organiseren in hun district en/of onderneming.
  • Parlementsleden niet met een loonstrookje van tienduizend euro maar met een modaal inkomen, die echt onder de mensen leven.
  • Aandacht opdat het parlement een spiegel wordt van de bevolking en niet alleen uit notarissen en advokaten bestaat. Volksvertegenwoordigers die een normale baan uitoefenen in alle sectoren van de samenleving en een deel van hun tijd vrij krijgen voor parlemenswerk.
  • Voor de participatie van districten, wijken en bedrijven zullen de parlementsleden voldoende tijd moeten uittrekken, om zo een brede deelname van de samenleving aan de beleidskeuzes te garanderen. Het zou niet slecht zijn dat volksvertegenwoordigers ook afzetbaar zouden zijn wanneer ze persoonlijk gewin, corruptie of bureaucratie aan de dag leggen. Wie wetten maakt, voert ze ook mee uit en legt er aan het volk verantwoording over af.8

Verder ziet hij de diskussie over socialisme en de strategie er naar toe als een diskussie tussen gelijkgezinden met hoogstens een licht verschillende mening.
Van een principiële “strijd tussen twee lijnen” - tussen de revolutionaire lijn (gebaseerd op toepassing van het wetenschappelijk socialisme) en de burgerlijke lijn (geformuleerd in marxistisch klinkende fraseologie) - is geen sprake. De reformistische ideologie van zijn bewonderaars mag tenslotte niet in vraag worden gesteld:

Ik heb uiteraard geen blauwdruk van de nieuwe samenleving, maar die samenleving kan enkel gebouwd zijn in bevestiging van alle positieve krachten en projecten vandaag, en in negatie van alle vernietigende krachten.(...)
Het debat is open, ik kan slechts een aantal pistes aangeven, een steen werpen in een kikkerpoel, de discussie aanwakkeren.(...)
In Op Mensenmaat heb ik een voorzet proberen te geven hoe inspraak, technologie, ecologie, economie en planning er in een nieuwe socialistische samenleving zou kunnen uitzien.(....)
Een open debat dat sindsdien aan actualiteit wint, zo denk ik. Daarom wil ik graag, tot slot van dit boek nog een aantal andere vensters openen met uitzicht op de nieuwe samenleving: democratie, emancipatie, gelijkheid, veiligheid, gezondheid, vrijheid en duurzaamheid.9
(OPM: Over zijn boek Op Mensenmaat wordt hier geanaliseerd hoe Peter Mertens in een zelfde bedje ziek is)

Heeft Peter Mertens dan niet het recht om een kleinburgelijjk idealist of reformist te zijn?
Mag een kleinburgelijk idealist géén boek schrijven en mogen reformisten en ander kleinburgers zich hierdoor niet aangesproken voelen? Zeker wél! Maar Peter Mertens is niet zomaar een overtuigd reformist of een kleinburgerlijke idealist. De PVDA is niet zomaar een NIET-revolutionaire reformistische partij (zoals ROOD! Of CAP zich openlijk opstellen – hetgeen hun goede recht is)

Peter Mertens claimt een marxist te zijn, een revolutionair en de PVDA zou een “communistische partij”, een partij die de voorhoede van de arbeidersklasse organiseert.
In dit opzicht is Peter Mertens een revisionist: een burgerlijk element die een ideologie en politieke lijn predikt gebaseerd op marxistisch klinkende fraseologie en is de “communistische” en “voorhoede-”partij een REFORMISTISCHE partij... een partij zoals die van de Tweede Internationale allemaal waren geworden....
Hoewel hij er een eigen “invulling” aan geeft, gebaseerd dan weer op “marxistische fraseologie” (ik analyseerde dat reeds hier, - en gaf bijvoorbeeld aan hoe de PVDA NERGENS een fundamenteel revolutionair programma en dus strategie en ALLEEN spreekt over “tactiek”)stelt hij de PVDA hier (op het International Communist Seminar) voor als een communistische partij en een voorhoede-partij. In feite stelt hij hier het socialisme voor als eerste fase van het communisme.

In dit imperialistisch systeem, dat gebaseerd is op het privé-bezit van de grote productiemiddelen, groeien de tegenstellingen dagelijks meer. Tussen arbeid en kapitaal. Tussen imperialistische machten onderling. Tussen imperialistische machten en de volkeren van de derde wereld. Tussen het imperialisme en de socialistische landen.
De vraag is hoe de communistische beweging en de communistische partijen zich voorbereiden op de komende gevechten. De vraag is hoe ze zich organiseren om in staat te zijn effectief de leiding te nemen van de nieuwe strijdbewegingen om samen met de arbeidersklasse en de brede werkende bevolking een socialistische omwenteling mogelijk te maken, en een definitief einde te stellen aan de uitbuiting van de mens door de mens.(...)
Voor het kader van het debat in de PVDA bevestigen we eerst de identiteit van de partij als een communistische partij.
Wij zijn communisten omdat wij streven naar een maatschappij waar er geen uitbuiting is van de mens door de mens. Omdat we het privé-bezit op de fundamentele productiemiddelen willen afschaffen. Omdat we een maatschappij willen waarin de werkende mensen echt vrij zijn en zich kunnen ontplooien. Omdat we een staat willen die dat mogelijk moet maken, die de vrijheid van de overgrote meerderheid beschermt tegen de onderdrukkings- en uitbuitingswil van de minderheid. Het socialisme is de eerste stap naar een samenleving zonder klassen. Waar iedereen volgens zijn behoeften ontvangt, en elkeen volgens zijn capaciteiten bijdraagt. Dat is het communisme, of de werkelijke gelijkheid.
Ten tweede stellen we noodzaak van het maatschappij-debat voorop. (...)
Wij zijn van mening dat het tijd is om vandaag opnieuw offensief het socialisme als alternatieve maatschappij voor dit vermolmde kapitalisme naar voor te schuiven.
Ten derde wil de PVDA de theorie van het wetenschappelijk socialisme opnieuw bevestigen. Er bestaan, ons inziens, twee gevaren tegenover de socialistische theorie. Het eerste gevaar schuilt in de onderschatting van de studie of van het belang van de theorie. "Zonder revolutionaire theorie, geen revolutionaire verandering", stelde Lenin terecht. De basisprincipes van het marxisme-leninisme zijn vandaag meer dan ooit actueel. Zowel het dialectisch materialisme, het historisch materialisme, de politieke economie als de theorie en de ervaring van het socialisme vormen de basis voor de marxistische theorie vandaag.
Dat moet ons niet blind maken voor een tweede soort gevaar. Dat bestaat er, naar onze mening, in om om een wetenschappelijke houding te verwarren met een dogma (een soort onveranderlijk kookboek). Een wetenschappelijke socialistische houding is iets anders dan enkele formules uit het hoofd te leren.
Verder willen we ook de communistische werkingsprincipes zoals ze zijn vastgelegd in de partijstatuten, waaronder het democratisch centralisme, bevestigen.
En tot slot willen we ook de voortrekkersrol, die de communistische partij historisch vervult, opnieuw bevestigen. Onze partij heeft met andere woorden een voorhoede-karakter. Dat wordt bepaald door drie aspecten
  1. het organiseren van de meest vooruitstrevende en klassenbewuste deel van de arbeidersklasse. En van de beste vertegenwoordigers van de andere sociale strata en lagen.
  2. de wereldbeschouwing van het wetenschappelijk socialisme, en de politieke lijn van de partij
  3. de capaciteit om in de praktijk de verzuchtingen van de werkende bevolking effectief in strijd, organisatie en bewustzijn om te zetten.
Om die voorhoederol te kunnen spelen, moeten we wel de meest bewuste lagen van de arbeidersklasse in onze partij opnemen. Zoniet blijft de kans groot dat we blijven steken in commentaar en machteloosheid omdat we geen greep hebben op de gebeurtenissen. (...)
Welke soort partijconcept is er nodig om juist die brede voorhoede te kunnen aantrekken en organiseren? Wat dient er te veranderen in de werkstijl van de partij (werkstijl van de leiding, vergaderstijl, aantal leidende organen die we nodig hebben). Wat dient er te veranderen opdat onze militanten en leden die werken in de bedrijven en in de vakbonden een veel groter deel van de leidende taken kunnen opnemen?10
Met zijn “revolutionaire” en “marxistische” fraseologie, maar met een essentieel REFORMISTISCHE inhoud is Peter Mertens een identieke “renegaat” als Karl Kautsky en een “waardig” opvolger van andere leidende figuren van de Tweede Internationale zoals Emile Vandervelde.

1“Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold-up”, Peter Mertens, EPO december 2011.
2“Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold-up”, Peter Mertens, EPO december 2011
3“Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold-up”, Peter Mertens, EPO december 2011
4“Staat en Revolutie. De leer van het marxisme over de staat en de taken van het proletariaat in de revolutie”, W. I. Lenin, Keuze uit zijn werken deel 2, uitgeverij Progres Moskou.
5“Staat en Revolutie. De leer van het marxisme over de staat en de taken van het proletariaat in de revolutie”, W. I. Lenin, Keuze uit zijn werken deel 2, uitgeverij Progres Moskou
6“Staat en Revolutie. De leer van het marxisme over de staat en de taken van het proletariaat in de revolutie”, W. I. Lenin, Keuze uit zijn werken deel 2, uitgeverij Progres Moskou
7“Staat en Revolutie. De leer van het marxisme over de staat en de taken van het proletariaat in de revolutie”, W. I. Lenin, Keuze uit zijn werken deel 2, uitgeverij Progres Moskou
8“Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold-up”, Peter Mertens, EPO december 2011.
9“Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold-up”, Peter Mertens, EPO december 2011.

10http://www.icsbrussels.org/ICS/2007/Contributions_to_the_Seminar/08_SCI2007_Belgium_PTB_Ndl.htm, Bijdrage tot het 16° Internationaal Communistisch Seminarie, “Nut en actualiteit van de oktober revolutie van 1917 voor de 21° eeuw”, Brussel, 4- 6 mei 2007, www.icsbrussels.org , ics[at]icsbrussels.org, “Voor een socialistische toekomst, met een beginselvaste en soepele arbeiderspartij”, Peter Mertens, Partij Van De Arbeid (PVDA)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten